Hoofdmenu
– Het MAIN MENU (HOOFDMENU) wordt geactiveerd door de tuimelschakelaar
A
afb. 20
langer dan 1 seconde in te drukken.
A
A
– Via de tuimelschakelaar
A
A
de schakelaar
wordt de gekozen informatie weergegeven.
B
U kunt (al naargelang de uitrusting van de auto) de volgende menu's kiezen:
Multi-functie-indicatie (boordcomputer) bladzijde 19
Audio (Audio)*
Navigation (navigatie)*
Phone (Telefoon)* bladzijde 104
Vehicle status (Voertuigstatus) bladzijde 23
Setup (Instellingen) bladzijde 24
Het menupunt Audio (Audio) verschijnt alleen als de radio* is ingeschakeld.
Het menupunt Navigation (navigatie) verschijnt alleen als het navigatiesysteem* is
ingeschakeld.
Aanwijzing
Als in het informatiedisplay waarschuwingen worden weergegeven
bladzijde 23, moeten u deze meldingen met de schakelaar
hendel indrukken om het hoofdmenu op te roepen.
Bediening
Veiligheid
Afb. 20 Informatiedisplay: Bedienings-
elementen
kunt u uit de menu's kiezen. Na het even aantippen van
A
op de ruitenwisser-
B
Aanwijzingen voor het
rijden
Als het informatiedisplay niet wordt bediend, schakelt het menu steeds na
10 seconden een niveau hoger in.
De bediening van de/het af fabriek ingebouwde radio* resp. navigatiesysteem*
staat in een aparte gebruiksaanwijzing beschreven die deel uitmaakt van de
documentatie.
Portier-, kofferklep-, achterklep- en motorkapwaarschuwing
Het portierwaarschuwings-, kofferklep-/achterklep- en motorkapwaarschuwingssym-
bool gaat branden als minstens één portier, de kofferklep/achterklep of de motorkap
niet is gesloten. Het symbool geeft aan welk portier, resp. of de kofferklep/achterklep
of motorkap niet gesloten is.
Het symbool dooft zodra de portieren, de kofferklep/achterklep en de motorkap
geheel zijn gesloten.
Bij een geopend portier of kofferklep/achterklep en een snelheid boven de 6 km/h
klinkt een waarschuwingssignaal.
Auto-Check-Control
Toestand auto
De Auto-Check-Control controleert de staat van bepaalde functies en autocompo-
nenten. De controle vindt bij ingeschakeld contact continu plaats, zowel bij stilstaande
auto alsook tijdens het rijden.
Functiestoringen, dringend noodzakelijke reparaties, onderhoudswerkzaamheden of
andere meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergegeven.
Deze indicaties zijn al naargelang de prioriteit ingedeeld in rode en gele lichtsymbolen.
De rode symbolen geven een gevaar aan (prioriteit 1) terwijl de gele een waarschu-
wing aangeven (prioriteit 2). Daarnaast verschijnen als aanvulling op de symbolen
aanwijzingen voor de bestuurder bladzijde 25.
Verschijnt in het menu Vehicle status (voertuigstatus), dan is er ten minste een fout-
melding. Na het selecteren van dit menu wordt de eerste van de storingmeldingen
weergegeven. Als er meerdere storingmeldingen zijn, wordt op het display onder de
melding bijv. 1/3 weergegeven. Dat betekent dat de eerste van in totaal drie meldingen
Gebruikvoorschriften
Raad en daad
Instrumenten en controlelampen
Technische gegevens
23