142
Intelligente techniek
ATTENTIE!
Rem de remmen alleen droog en schoon door vanaf een hogere snelheid af
te remmen als de staat van het wegdek en de verkeerssituatie dit toestaan.
Andere verkeersdeelnemers mogen niet in gevaar worden gebracht.
Bij het naderhand monteren van een frontspoiler, van wielsierdoppen enz.
moet worden veiliggesteld dat de luchttoevoer naar de voorremmen niet wordt
beïnvloed, omdat het remsysteem anders te heet kan worden.
Houd er rekening mee, dat nieuwe remblokken tot ca. 200 km nog niet de
volle remcapaciteit leveren. Nieuwe remblokken moeten eerst 'inlopen',
voordat zij de optimale frictie ontwikkelen. De iets lagere remcapaciteit kan
door een hogere druk op het rempedaal worden gecompenseerd. Deze opmer-
king geldt ook voor op een later tijdstip vervangen remblokken.
Voorzichtig!
Laat nooit de remmen aanlopen door de voet op het rempedaal te houden als u
niet hoeft te remmen. Dit leidt tot het oververhitten van de remmen en daardoor tot
een langere remweg en een hogere slijtage.
Verlaag de snelheid voordat u een helling met een hoog hellingspercentage afrijdt
en schakel terug naar een lagere versnelling (schakelbak), resp. kies een lagere rijstand
(automatische versnellingsbak). Op deze wijze gebruikt u de remwerking van de motor
en ontlast u de remmen. Als u daarnaast toch nog moet remmen, houd dan de voet
niet continu op het rempedaal, maar rem met intervallen.
Aanwijzing
Bij een noodremming vanuit snelheden van meer dan 60 km/h resp. bij een ABS-acti-
vering die langer duurt dan 1,5 seconden, knippert het remlicht automatisch. Nadat de
snelheid tot onder 10 km/h gereduceerd is of de auto gestopt is, knippert het remlicht
niet meer en de alarmlichten worden ingeschakeld. Na het accelereren of weer
wegrijden, worden de alarmlichten automatisch uitgeschakeld.
Rembekrachtiger
De rembekrachtiger versterkt de druk die met het rempedaal wordt opgewekt. De
benodigde druk wordt alleen geleverd bij draaiende motor.
ATTENTIE!
Zet nooit de motor af, voordat de auto stilstaat.
De rembekrachtiger werkt alleen bij draaiende motor. Bij afgezette motor is
meer kracht nodig voor het indrukken van het rempedaal. Omdat u hierbij niet,
zoals gewend, kunt stoppen, zou dit kunnen leiden tot een ongeval en ernstig
letsel.
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS verhindert het blokkeren van de wielen bij het remmen.
Algemeen
Het ABS levert een belangrijke bijdrage aan de actieve rijveiligheid. T.o.v. auto's zonder
ABS-remsysteem blijft de auto bestuurbaar bij sterk afremmen op een gladde weg
omdat de wielen niet blokkeren.
U mag er echter niet van uitgaan, dat door het ABS onder alle omstandigheden de
remweg korter wordt. De remweg kan bijv. op grind of verse sneeuw, ook als u voor-
zichtig en langzaam rijdt, iets langer worden.
Werking
Bij het bereiken van een rijsnelheid van ca. 20 km/h wordt de automatische testproce-
dure gestart, wat ca. 1 seconde lang hoorbaar is aan een pompgeluid.
Als één wiel een t.o.v. de rijsnelheid te lage rotatiesnelheid bereikt en neigt te blok-
keren, wordt de remdruk voor dit wiel verlaagd. Dit regelproces is duidelijk merkbaar
aan de pulserende beweging van het rempedaal in combinatie met geluid. Hierdoor
wordt u er als bestuurder op geattendeerd, dat de wielen neigen te blokkeren (ABS-
regelbereik). Om ervoor te zorgen dat het ABS in dit gebied optimaal kan afregelen,
moet het rempedaal ingedrukt blijven. In geen geval pompend remmen!
ATTENTIE!
Ook het ABS kan de natuurkundige wetten niet overwinnen. Houd hier
rekening mee, vooral op een glad of nat wegdek. Als het ABS in het regelgebied
komt, moet de snelheid direct worden aangepast aan de staat van het wegdek