Voorbereiding voor ECG-bewaking
•
Alle vier bovengenoemde criteria voor patiënten zonder pacemaker.
•
Groot genoeg om te worden gedetecteerd (half zo groot als het QRS-complex), zonder
repolarisatieartefact. Op bepaalde unipolaire pacemakers worden pacepulsen weergegeven met
repolarisatiestaarten, die bij hartstilstand of andere aritmieën als QRS kunnen worden geteld.
Kies de afleiding zo dat de grootte van de repolarisatiestaarten beperkt wordt.
OPMERKING: Het aanpassen van de ECG-curvegrootte op het display heeft geen invloed op het ECG-signaal dat
voor aritmieanalyse wordt gebruikt.
Afleidingen kiezen
Beschikbare bewakingsafleidingen zijn afhankelijk van het soort ECG-kabel dat aangesloten is op de
Efficia DFM100 en de configuratie. Zie
Tabel 8
Bij gebruik van
een 3-afleidingen
ECG-set
een 5-afleidingen
ECG-set
Voor het kiezen van afleidingen die u wilt weergeven op de Efficia DFM100, zie
op pagina 54.
WAARSCHUWING: Raak de bewakingselektroden en andere meetapparatuur niet aan indien ze zijn aangebracht bij de
patiënt. Hierdoor kan de veiligheid afnemen en dit kan van invloed zijn op de resultaten.
PAS OP: Wees voorzichtig met patiëntkabels, inclusief ECG-bewakingsapparatuur wanneer deze gebruikt
wordt met hoogfrequente chirurgische apparatuur.
Bewakingsapparaten met lijnisolatie kunnen spanningslijntransiënten produceren die op echte
hartcurven kunnen lijken en zo voorkómen dat er een HF-alarm optreedt. Houd elektrodedraden en
-kabels uit de buurt van netsnoeren om dit probleem te voorkomen.
De geleidende onderdelen van elektroden en bijbehorende connectoren voor op de patiënt
aangesloten onderdelen, met inbegrip van de neutrale referentie-elektrode, mogen niet in contact
komen met andere geleidende onderdelen, inclusief de aarde.
OPMERKINGEN: Signalen van TENS- of ESU-eenheden kunnen artefacten veroorzaken.
Bij patiënten die alleen een intrinsiek ritme hebben, kan het risico van het missen van een
hartstilstand worden verkleind door bij de bewaking een ondergrens voor HF te gebruiken die gelijk
is aan, of iets hoger ligt dan, de basale/vragen-pacingfrequentie. Een laag HF-alarm waarschuwt als
de patiënt begint met pacen. Vervolgens kan de juiste detectie en classificatie van het gepacete ritme
worden bepaald.
Bij gebruik van de analoge ECG-uitgang worden gedetecteerde pulsen van een geïmplanteerde
pacemaker in de output gevoegd als pulsen van minder dan 3,5 ms breed bij meting op 50% van de
pulspiek. De amplitude van de ingevoegde puls zal >40% en <70% bedragen van de gedetecteerde
pacemakerpuls-amplitude bij pulsbreedten van 0,5 ms tot 2,0 ms.
Afleidingen kiezen
Zijn deze afleidingen
beschikbaar
I, II, III
I, II, III, aVR, aVL, aVF, V
Tabel
8.
4: ECG-bewaking
"De curve kiezen"
53