Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Pacing; Overzicht; Pacing-Weergave - Philips Efficia DFM100 Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor Efficia DFM100:
Inhoudsopgave

Advertenties

Dit hoofdstuk beschrijft de optionele niet-invasieve transcutane pacingtherapie die beschikbaar is op
de Efficia DFM100 en legt het gebruik ervan uit.

Overzicht

Niet-invasieve transcutane pacingtherapie wordt ingezet om monofasische pacepulsen aan het hart af
te geven. Pacepulsen worden afgegeven via multifunctionele elektroden die op de ontblote borst van
de patiënt zijn aangebracht. Pacingtherapie met paddles wordt niet ondersteund.
In de modus Pacing kunt u de knop Markeer voorval gebruiken om de ECG-strook en het
voorvaloverzicht in een handomdraai van een annotatie te voorzien. Zie
pagina 45.
De modus Pacing is geschikt voor zowel volwassenen als baby's/kinderen. Gebruik de knop Type
patiënt
WAARSCHUWING: Pacingtherapie mag uitsluitend worden gegeven door gekwalificeerd medisch personeel.
PAS OP: Pacen dient uitgeschakeld te worden alvorens er met een andere defibrillator wordt gedefibrilleerd.
Door dit niet te doen kan de Efficia DFM100 beschadigd raken.
OPMERKINGEN: Gebruik voor pacingtherapie met de Efficia DFM100 uitsluitend goedgekeurde afleidingensets. Als
u andere afleidingensets gebruikt, kan er ruis optreden en kunnen er soms berichten als
analyseren
Voor het behandelen van patiënten met implanteerbare apparaten, zoals permanente pacemakers of
cardioverter-defibrillatoren, raadpleegt u een arts en de gebruiksaanwijzing bij het betreffende apparaat.
Wanneer u van de modus Monitor of Handmatige defibrillatie naar de modus Pacing gaat, blijven
curven, ECG-bewaking, metingen en de meeste alarmen actief en behouden ze hun instelling. De
curve die in curvesector 3 wordt weergegeven, wordt echter vervangen door de pacemakerstatusbalk.

Pacing-weergave

De Pacing-weergave wordt geactiveerd wanneer de therapieknop op Pacemaker wordt gezet. Deze
weergave is voorzien van een statusbalk, die in curvesector 3 van het scherm verschijnt (zie
Afbeelding
Pacing-weergave onder andere:
Pacingmarkeringen: elke keer als er een pacepuls is afgegeven, wordt dit aangeduid met een
markering in curvesector 1 (en in curvesector 2 als het een cascading curve betreft).
R-toppijlen: bij pacingtherapie in de modus Pacing op aanvraag worden R-toppijlen
weergegeven in curvesector 1 (en in curvesector 2 als het een cascading curve betreft).
R-toppijlen worden niet weergegeven bij gepacete slagen.
Pacingstatus: geeft de huidige pacingstatus aan.
om van categorie te wisselen.
worden weergegeven.
53). De interne pacingstatus van de patiënt wordt niet weergegeven. U ziet in de
8

Pacing

"Voorvallen markeren"
op
ECG niet te
91

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

866199

Inhoudsopgave