90 Bedieningspanelen
Fout-modus. De bediening in de eerste acht modi is in dit hoofdstuk beschreven. Als
er een fout of alarm optreedt, gaat het paneel automatisch naar de Fout-modus en
toont de fout of het alarm. U kunt de fout of het alarm resetten in de Uitgang- of Fout-
modus (zie het hoofdstuk
In het begin is het bedieningspaneel in de Uitgang-modus,
waarin u kunt starten, stoppen, de draairichting wijzigen,
schakelen tussen lokale en externe besturing, de
referentiewaarde kunt veranderen en tot drie werkelijke
waarden kunt monitoren.
Voor andere taken gaat u eerst naar het Hoofdmenu en
kiest de betreffende modus in het menu. De statusregel
(zie de sectie
Statusregel
van het huidige menu, modus, item of status.
Algemene taken
In de tabel hieronder staan algemene taken, de modus waarin u ze kunt uitvoeren en
het paginanummer waar de stappen om de taak uit te voeren gedetailleerd
beschreven worden.
Taak
Hoe hulp krijgen
Achterhalen van de versie van het paneel
Aanpassen van het contrast van het display
Schakelen tussen lokale en externe besturing
Starten en stoppen van de omvormer
Wijzigen van de draairichting van de motor
Instellen van de toerental-, frequentie- of koppel-referentie
Wijzigen van de waarde van een parameter
Kiezen van de gemonitoorde signalen
Foutopsporing
op pagina 347).
op pagina 89) toont de naam
LOC
49.1Hz
49 1 Hz
.
0 5 A
.
10 7 %
.
DIR
00:00
MENU
LOC
HOOFDMENU
PARAMETERS
ASSISTANT
GEWIJZ PAR
EINDE
00:00
ENTER
Modus
Pagina
Alle
Bij inschakelen
Uitgang
Alle
Alle
Uitgang
Uitgang
Parameters
Parameters
1
92
92
95
93
94
94
95
96
97