142 Programmakenmerken
De omvormer monitoort de motorstatus voortdurend, ook tijdens fluxremmen.
Daarom kan fluxremmen worden toegepast voor zowel het stoppen van de motor als
het wijzigen van het toerental. De overige voordelen van fluxremmen zijn:
• Het remmen begint onmiddellijk na het geven van een stopopdracht. De functie
hoeft niet te wachten op de fluxreductie om met remmen te beginnen.
• De motorkoeling is efficiënt. De statorstroom van de motor gaat tijdens flux-
remmen omhoog, niet de rotorstroom. De stator koelt veel efficiënter dan de rotor.
Instellingen
Parameter
2602 FLUX REMMEN
Flux optimalisatie
Fluxoptimalisatie reduceert het totale energieverbruik en het geluidsniveau van de
motor wanneer de omvormer onder zijn nominale belasting werkt. Het totale
rendement (van de motor plus omvormer) kan 1% tot 10% toenemen, afhankelijk van
het lastkoppel en het toerental.
Instellingen
Parameter
2601 FLUX OPT START
Acceleratie- en deceleratiehellingen
Er zijn twee door de gebruiker in te stellen
acceleratie- en deceleratiehellingen beschikbaar.
Het is mogelijk om de acceleratie- en
deceleratietijden en de vorm van de helling aan
te passen. Het schakelen tussen de twee
hellingen kan worden bestuurd via een digitale
ingang of veldbus.
De beschikbare hellingvormen zijn de
lineaire curve en de S-curve.
De lineaire vorm is geschikt voor omvormers die
een gelijkmatige of langzame acceleratie/deceleratie behoeven.
De S-vormige curve is ideaal voor transportbanden met fragiele ladingen of andere
toepassingen waarbij een gelijkmatige overgang vereist is bij het wijzigen van de
snelheid.
Instellingen
Parametergroep
22 ACCEL/DECEL
Sequentieel programmeren biedt acht extra hellingtijden. Zie de sectie
programmeren
op pagina 169.
Motor toerental
Lineair
S-kromme
t (s)
2
Sequentieel