—
ABB MACHINES-OMVORMERS
ACS355 omvormers
Beknopte installatie- en opstartgids
The original English manual (3AXD50000622467) has
been revised. This translation is not valid anymore and
will be updated later.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING! Volg deze instructies. Als u ze negeert, kan dit
leiden tot ernstig of dodelijk letsel of schade aan de apparatuur. Als
u geen gekwalificeerd elektrotechnicus bent, mag u geen elektrisch
installatie- of onderhoudswerk verrichten.
•
Houd de omvormer in de verpakking totdat u deze installeert. Bescherm de
omvormer na het uitpakken tegen stof, afvalresten en vocht.
•
Gebruik de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen: veiligheidsschoenen met
stalen neus, een veiligheidsbril, veiligheidshandschoenen en lange mouwen, enz.
•
Wanneer er spanning op de omvormer of aangesloten apparatuur staat, mag
u geen werkzaamheden verrichten aan de omvormer, motorkabel, motor,
besturingskabels of besturingscircuits.
•
Werk niet aan de omvormer als er een permanentmagneetmotor op
aangesloten is. Een draaiende permanentmagneetmotor zet spanning op
de omvormer, ook op de ingangs- en uitgangsklemmen.
Elektrische veiligheids-voorzorgsmaatregelen
1. Identificeer duidelijk de werklocatie en de apparatuur.
2. Ontkoppel alle mogelijke spanningsbronnen. Zorg er voor dat heraansluiten
niet mogelijk is. Zorg voor een lockout en een tagout
•
Open de hoofdlastscheider van de omvormer.
•
Indien u een permanentmagneetmotor op de omvormer aangesloten
heeft, koppel dan de motor van de omvormer los.
•
Koppel alle gevaarlijke externe vermogensbronnen los van de besturingscircuits.
•
Na het ontkoppelen van de stroom van de omvormer moet u altijd
5 minuten wachten om de condensatoren van de tussenkring te laten
ontladen voordat u verder gaat.
3. Beveilig alle andere onder spanning staande delen op de plek waar u werkt
tegen aanraking.
4. Neem speciale voorzorgsmaatregelen wanneer u dicht bij blote geleiders werkt.
5. Meet dat er geen spanning op de installatie staat.
•
Gebruik een multimeter met een impedantie van minstens 1 Mohm.
•
Controleer dat de spanning tussen de voedingsklemmen van de
omvormer (U1, V1, W1) en de aarde (PE) dicht bij 0 V ligt.
•
Controleer dat de spanning tussen de uitgangsklemmen van de
omvormer (U2, V2, W2) en de aarde (PE) dicht bij 0 V ligt.
•
Controleer dat de spanning tussen de DC-klemmen van de omvormer
(BRK+ en BRK-) en de aarde (PE) dicht bij 0 V ligt.
6. Installeer tijdelijke aarding zoals vereist volgens plaatselijke regelgeving.
7. Vraag de persoon die de leiding heeft over de elektrische
installatiewerkzaamheden om schriftelijke toestemming om te werken.
Zie de gebruikershandleiding van de omvormer voor de volledige veiligheidsinstructies.
1. Controleer het installatiegebied
De omvormer is bedoeld voor installatie in een kast en heeft beschermingsklasse
IP20 / UL open type als standaard.
Zorg er voor dat er in het installatie-gebied:
•
Er is genoeg vrije ruimte boven en onder de omvormer voor koeling en de
warme lucht blijft niet hangen. Raadpleeg
Eisen aan de vrije ruimte
•
De omgevingscondities zijn geschikt. Raadpleeg
•
Het montage-oppervlak is onbrandbaar en kan het gewicht van de omvormer
dragen. Raadpleeg
Afmetingen en gewichten
•
Materialen in de buurt van de omvormer zijn onbrandbaar.
•
Er zijn in de buurt van de omvormer geen bronnen van sterke magnetische
velden zijn, zoals geleiders met hoge stroom en enkele kern of spoelen van
magneetschakelaars. Een sterk magnetisch veld kan interferentie veroorzaken
bij de werking van de omvormer.
2. Installeren van de omvormer
U kunt de omvormer met schroeven of op een DIN-rail monteren [Top Hat,
B x H = 35 × 7,5 mm (1,4 × 0,3 in)].
•
Zorg voor een minimum van 75 mm (3 in.) vrije ruimte aan de bovenkant en
onderkant van de omvormer voor koellucht.
•
Bij het boven elkaar plaatsen van omvormers op een paneel of in de kast,
dient u er voor te zorgen dat de hete lucht van de onderste omvormers niet
direct in de omvormer erboven binnengaat.
WAARSCHUWING! Installeer de omvormer niet ondersteboven. Zorg
er voor dat de koellucht-uitlaat (bovenaan) hoger zit dan de koellucht-
inlaat (onderaan).
Installeren van de omvormer met schroeven
1. Knip het montagesja-
bloon uit de verpak-
king en gebruik het
om de plaatsen voor
de montagegaten te
markeren.
2. Maak de gaten voor de
montageschroeven en
installeer geschikte
pluggen of ankers.
3. Begin om de schroe-
ven in de montagega-
ten vast te zetten.
4. Installeer de
omvormer op de
montageschroeven.
5. Draai de montage-
schroeven goed vast.
Installeren van
de omvormer
op een DIN-rail
1.
Plaats de bovenkant
van de aandrijving in
een hoek op de DIN-rail
zoals aangegeven in de
afbeelding.
2. Plaats de omvormer
aan de wand.
3. Om de omvormer weer
los te maken, drukt u
op de ontgrendel-pal
bovenop de omvormer.
3. Bevestig de klemplaten
1. Maak de klemplaat
met de meegeleverde
schroeven vast aan de
plaat onderaan de
omvormer.
2. Frame-maten R0...R2:
Maak de I/O klemplaat
vast aan de klemplaat
met de meegeleverde
schroeven.
4. Meet de isolatieweerstand
Het controleren van de isolatie is doorgaans niet vereist in Noord-Amerikaanse
installaties.
Omvormer: Voer geen spanningstolerantie- of isolatieweerstandsmetingen uit
op de omvormer, omdat dit schade aan de omvormer kan veroorzaken.
Netvoedingskabel: Meet, vóórdat u de netvoedingskabel aansluit, de isolatie
van de netvoedingskabel. Voldoe aan de plaatselijke regelgeving.
Motor en motorkabel:
1. Controleer dat de motorkabel aangesloten is op de motor en niet op de
uitgangsklemmen U2, V2 en W2 van de omvormer.
2. Gebruik een spanning van 1000 V DC om
de isolatieweerstand te meten tussen elke
fasegeleider en de veiligheidsaarde-geleider.
De isolatieweerstand van een ABB motor moet
meer zijn dan 100 Mohm (bij 25 °C/77 °F). Voor
de isolatieweerstand van andere motoren moet
u de documentatie van de fabrikant raadplegen.
Vocht in de motor verlaagt de isolatieweer-
stand. Als u vermoedt dat er vocht in de motor
zit, droogt u de motor en voert u de metingen opnieuw uit.
5. Kies de kabels
Netvoedingskabel: IEC/EN 61800-5-1 vereist twee (aarde)geleiders. Gebruik een
symmetrisch afgeschermde kabel (VFD-kabel.
Motorkabel: Gebruik een symmetrisch afgeschermde kabel (VFD-kabel) voor de
beste EMC-prestaties en om te voldoen aan de Europese EMC-eisen.
Besturingskabel: Gebruik een dubbel-afgeschermde kabel met getwist
kabelpaar voor analoge signalen. Gebruik een dubbel- of enkel-afgeschermde
kabel voor de digitale, relais- en I/O-signalen. Laat nooit signalen van 24 V en
115/230 V door dezelfde kabel lopen.
6. Sluit de vermogenskabels aan
Aansluitdiagram (afgeschermde kabels)
PE
5)
4)
PE
1 Aarding van de kabelafscherming over 360 graden. Vereist voor de motorkabel en
remweerstandskabel, aanbevolen voor de netvoedingskabel.
2 Gebruik voor de aarding een afzonderlijke aardekabel als het geleidend vermogen
van de kabelafscherming onvoldoende is (kleiner dan het geleidend vermogen van
de fasegeleider) of als de kabel geen symmetrische aardegeleider bevat.
3 In eenfase-installaties verbindt u fase met U1/L, neutraal met V1/N en laat u W1 ontkoppeld.
4 Gebruik twee aardegeleiders indien de doorsnede van de aardegeleider minder is
dan 10 mm2 Cu of 16 mm2 Al (IEC/EN 61800-5-1). Gebruik, bijvoorbeeld, de
.
kabelafscherming naast de vierde geleider.
5 Gebruik een losse aardekabel (lijn binnen) indien de conductiviteit van de vierde geleider
Omgevingsomstandigheden
.
of afscherming niet voldoende is voor de veiligheidsaarding.
.
Aansluitprocedure (afgeschermde kabels)
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat de omvormer compatibel is met
het aardesysteem. U kunt alle typen omvormers aansluiten op een
symmetrisch geaard TN-S systeem. Voor andere systemen, zie de
gebruikershandleiding van de omvormer voor meer informatie.
1. Strip de voedingska-
bel. Aard de kabelaf-
schermingen over
360 graden onder de
aardklem. Draai de
kabelafscherming in
een bundel bij elkaar,
markeer deze dien-
overeenkomstig en
sluit aan op de aar-
deklem. Sluit de aar-
degeleiders aan op
de aardeklem. Sluit de fasegeleiders aan op de klemmen U1, V1 en W1.
2. Strip de motorkabel. Aard de kabelafscherming
onder de aardeklem. Draai de motorkabelaf-
scherming in een bundel bij elkaar, markeer
deze dienovereenkomstig en sluit aan op de
aardings-aansluitklem. Sluit de fasegeleiders
aan op de klemmen U2, V2 en W2.
3. Indien van toepassing: sluit de remweerstands-
kabel aan op de BRK+ en BRK-aansluitklemmen.
Gebruik een afgeschermde kabel en aard de
afscherming onder de aardklem.
4. Maak de kabels mechanisch vast aan de
buitenkant van de omvormer.
R0...R2
ohm
1000 V DC
Omvormer
U1/L V1/N W1
BRK+ BRK-
U2 V2 W2
1)
1)
U1
Optionele
remweerstand of
Motor
gemeensch. DC
3)
L1/L L2/N L3/-
Frame-afmeting
U1, V1, W1, U2, V2, W2,
R0...R2
R3
R4
7. Sluit de besturingskabels aan
Standaard I/O aansluitingen
Het diagram toont de I/O-aansluitingen wanneer parameter
1 heeft (ABB STANDARD).
X1A
1
2
3
4
1...10 kohm
5
6
7
8
max.500 ohm
4)
9
10
11
12
13
14
15
16
X1B
17
18
19
20
21
22
X1C:STO
1
2
U1
3
M
V1
3~
4
W1
PE
1)
AI1 wordt gebruikt als een toerentalrefe-
rentie, als vectormodus is gekozen.
2)
Zie parametergroep
12 CONSTANTE
100 M h
SNELHEDEN
:
DI3
DI4 Werking (par.)
0
0
Stel toerental in via AI1
1
0
Snelheid 1 (
1202
0
1
Snelheid 2 (
1203
1
1
Snelheid 3 (
1204
Aansluitprocedure
Om inductieve koppeling te voorko-
men, moeten de signaaldraadparen tot
aan de klemmen gedraaid worden.
1. Verwijder de kap van de aansluiting
2. Strip de buitenste isolatie van de
analoge signaalkabel en aard de
blote afscherming over 360 graden
onder de klem.
3. Sluit de geleiders aan op de juiste
besturingsklemmen. Draai de klem-
men aan tot 0,4 N·m (3,5 lbf·in).
4. Twist bij dubbel-afgeschermde kabels
ook de aardgeleiders van elk paar in
de kabel samen en sluit de bundel
aan op de SCR-klem (aansluitklem 1).
2)
5. Maak de besturingskabels
mechanisch vast aan de buitenkant
van de omvormer.
V1
6. Als u een optionele Safe Torque Off-
W1
functie gaat gebruiken, sluit u de
STO-geleiders aan op de juiste
klemmen. Gebruik een aandraaimo-
3 ~
ment van 0,4 N·m (3,5 lbf·in).
7. Schuif het klemmenkap weer op zijn
plaats, tenzij u de optionele veld-
busmodule nog moet installeren.
8. Installeer de
veldbusmodule (optioneel)
Zie de gebruikershandleiding van de omvormer.
9. Installeer het bedieningspaneel (indien aanwezig)
10. Start de omvormer op
WAARSCHUWING! Controleer, voordat u de omvormer opstart, dat de
installatie compleet is. Controleer dat de omvormerkap op zijn plaats
zit. Controleer ook dat de motor geen gevaar veroorzaakt wanneer
deze start. Koppel de motor los van andere machines indien er gevaar
bestaat voor schade of letsel. In de gebruikershandleiding van de omvormer is
een uitgebreide installatiechecklist opgenomen.
Opstarten zonder bedieningspaneel
1. Schakel de voedingsspanning in en wacht een ogenblik.
2. Verifieer dat de rode led niet brandt en de groene led wel brandt, maar niet
knippert.
De omvormer is nu gereed voor gebruik.
Opstarten met een bedieningspaneel (handmatig opstarten)
U gebruik maken van het basis-bedieningspaneel of het assistent-
bedieningspaneel. De instructies hieronder gelden voor beide bedieningspanelen,
maar de getoonde displays zijn van het Basis-bedieningspaneel, tenzij de
instructie alleen van toepassing is voor het Assistent-bedieningspaneel.
Zorg dat u, voordat u begint, de motorplaatgegevens bij de hand heeft.
SPANNING INSCHAKELEN
Schakel de voeding in.
Het Basis-bedieningspaneel gaat na het
inschakelen van de voeding naar de Output
modus.
Het Assistent-bedieningspaneel vraagt of u de
Opstart-assistent wilt gebruiken. Als u op
drukt, zal de Opstart-assistent niet gebruikt
worden en kunt u verdergaan met het
handmatig opstarten op een vergelijkbare
manier als hieronder beschreven voor het basis-
bedieningspaneel.
Aanhaalmomenten
PE
BRK+ en BRK-
0,8 N·m (7 lbf·in)
1,2 N·m (11 lbf·in)
1,7 N·m (15 lbf·in)
1,2 N·m (11 lbf·in)
2,5 N·m (22 lbf·in)
1,2 N·m (11 lbf·in)
00353783 L
9902
de waarde
SCR
Afscherming signaalkabel (schild)
1)
AI1
Uitgangsfrequentiereferentie: 0...10 V
GND
Gemeenschappelijke aarde analoge ingangen
+10V
Referentiespanning: +10 V DC, max. 10 mA
AI2
Standaard niet in gebruik. 0...10 V
GND
Gemeenschappelijke aarde analoge ingangen
AO
Waarde uitgangsfrequentie: 0...20 mA
GND
Gemeenschappelijke aarde analoge uitgangen
+24V
Hulpspanningsuitgang: +24 V DC, max. 200 mA
GND
Gemeenschappelijke aarde hulpspanningsuitgang
DCOM
Gemeenschappelijke aarde digitale ingangen
DI1
Stop (0) / Start (1)
DI2
Voorwaarts (0) / Achterwaarts (1)
2)
DI3
Selectie constant toerental
2)
DI4
Selectie constant toerental
3)
DI5
Selectie acceleratie en deceleratie
ROCOM
Relaisuitgang 1
Geen fout [Fout (-1)]
RONC
RONO
DOSRC
Digitale uitgang, max. 100 mA
Geen fout [Fout (-1)]
DOOUT
DOGND
OUT1
STO (Safe torque off) aansluiting
OUT2
IN1
IN2
3)
0 = hellingtijden volgens parameters
en
2203
. 1 = hellingtijden volgens parameters
2205
en
2206
4)
aarding over 360 graden onder een klem.
Aanhaalmoment: 0,4 N·m / 3,5 lbf·in.
)
)
)
00
.
REM
OUTPUT
REM
KEUZE
EXIT
Wilt u gebruik
maken van de
start-up assistant?
Ja
Nee
EXIT
00:00
OK
2202
Hz