356 Foutopsporing
Foutmeldingen gegenereerd door de omvormer
CODE FOUT
0001
OVERSTROOM
(2310)
0305
bit 0
0002
OVERSPANNING
(3210)
0305
bit 1
0003
INT OVERTEMP
(4210)
0305
bit 2
0004
KORTSLUITING
(2340)
0305
bit 3
0006
DC
ONDERSPANNING
(3220)
0305
bit 5
0007
AI1 FOUT
(8110)
0305
bit 6
(programmeerbare
fout-functie 3001,
3021)
OORZAAK
Uitgangsstroom heeft
het uitschakelniveau
overschreden.
DC-spanning van tus-
senkring is te hoog. De
uitschakellimiet door
overspanning is 420 V
voor 200 V omvor-
mers en 840 V voor
400 V omvormers.
IGBT temperatuur van
de omvormer is te
hoog. De limiet voor
uitschakelen op een
fout is 135 °C.
Kortsluiting in motorka-
bel(s) of motor
DC-spanning in tus-
senkring is niet vol-
doende vanwege een
ontbrekende voedings-
spanningsfase, aange-
sproken zekering, een
interne fout van de
gelijkrichtbrug of te
laag ingangsvermo-
gen.
Analoog ingangssig-
naal AI1 is gedaald tot
onder de limiet gedefi-
nieerd door parameter
3021 AI1 FOUT
LIMIET.
OPLOSSING
Controleer de motorbelasting.
Controleer acceleratietijd
2205).
Controleer motor en motorkabel (inclu-
sief de fasen).
Controleer omgevingscondities.
Belastingscapaciteit vermindert als de
omgevingstemperatuur van de instal-
latieplaats hoger is dan 40 °C. Zie de
sectie
Derating
op pagina 373.
Controleer of overspanningsregeling
actief is (parameter
2005 OVERSPAN
REGEL).
Controleer de voedingslijn op stati-
sche of tijdelijke overspanning.
Controleer remchopper en weerstand
(indien gebruikt). DC-overspannings-
regeling moet gedeactiveerd worden
wanneer remchopper en weerstand
gebruikt wordt.
Controleer deceleratietijd (2203,
2206).
Voorzie frequentie-omvormer van
remchopper en remweerstand.
Controleer omgevingscondities. Zie
ook de sectie
Derating
Controleer luchtstroom en werking van
de ventilator.
Controleer motorvermogen t.o.v.
omvormervermogen.
Controleer motor en motorkabel.
Controleer of overspanningsregeling
actief is (parameter
2006
ONDERSPAN
REGEL).
Controleer de voeding en de zekerin-
gen.
Controleer de parameterinstellingen
van de foutfunctie.
Controleer of de analoge stuursigna-
len een geschikt signaalniveau heb-
ben.
Controleer aansluitingen.
(2202
en
op pagina 373.