Door De Omvormer Gegenereerde Alarmmeldingen; Overspanning; Oderspanning - ABB ACS355 Gebruikershandleiding
Verberg thumbnails
Zie ook voor ACS355:
- Gebruikershandleiding (454 pagina's) ,
- Korte handleiding (2 pagina's)
Inhoudsopgave
Advertenties
Door de omvormer gegenereerde alarmmeldingen
CODE ALARM
2001
OVERSTROOM
0308
bit 0
(programmeerbare
fout-functie 1610)
2002
OVERSPANNING
0308
bit 1
(programmeerbare
fout-functie 1610)
2003
ODERSPANNING
0308
bit 2
(programmeerbare
fout-functie 1610)
2004
DRAAIRICHTING
SLOT
0308
bit 3
2005
IO COMM
0308
bit 4
(programmeerbare
fout-functie 3018,
3019)
2006
AI1 FOUT
0308
bit 5
(programmeerbare
fout-functie 3001,
3021)
2007
AI2 FOUT
0308
bit 6
(programmeerbare
fout-functie 3001,
3022)
OORZAAK
Uitgangsstroom-
limiteringregeling is
actief.
DC-
overspanningsregelaar
is actief.
DC-
onderspanningsregela
ar is actief.
Verandering van
draairichting is niet
toegestaan.
Veldbuscommunicatie
is onderbroken.
Analoog
ingangssignaal AI1 is
gedaald tot onder de
limiet gedefinieerd
door parameter
3021
AI1 FOUT
LIMIET.
Analoog
ingangssignaal AI2 is
gedaald tot onder de
limiet gedefinieerd
door parameter
3022
AI2 FOUT
LIMIET.
Foutopsporing 349
OPLOSSING
Controleer de motorbelasting.
Controleer acceleratietijd
2205).
Controleer motor en motorkabel
(inclusief de fasen).
Controleer omgevingscondities.
Belastingscapaciteit vermindert als de
omgevingstemperatuur van de
installatieplaats hoger is dan 40 °C.
Zie de sectie
Derating
Controleer deceleratietijd
2206).
Controleer de voedingslijn op
statische of tijdelijke overspanning.
Controleer de voeding.
Controleer de instellingen van
parameter
1003
DRAAIRICHTING.
Controleer status van
veldbuscommunicatie. Zie het
hoofdstuk
Veldbusbesturing met
interne veldbus
op pagina 311,
hoofdstuk
Veldbusbesturing met
veldbusadapter
op pagina
betreffende veldbusadapter-
handleiding.
Controleer de parameterinstellingen
van de foutfunctie.
Controleer aansluitingen.
Controleer of de master kan
communiceren.
Controleer de parameterinstellingen
van de foutfunctie.
Controleer of de analoge
stuursignalen een geschikt
signaalniveau hebben.
Controleer aansluitingen.
Controleer de parameterinstellingen
van de foutfunctie.
Controleer of de analoge
stuursignalen een geschikt
signaalniveau hebben.
Controleer aansluitingen.
(2202
en
op pagina 373.
(2203
en
337
of de
Advertenties
Inhoudsopgave
