2D Quantitative Analysis (optie)
4 Klik op Draw (Tekenen) in het bedieningspaneel en ga als volgt te werk:
• Klik op de middellijn van de katheter op het gewenste beginpunt.
• Klik nogmaals om een punt verder langs de middellijn te plaatsen.
• Ga door met het plaatsen van punten langs de middellijn en dubbelklik daarna op het gewenste
Voor aanvullende informatie, klikt u op Help in het bedieningspaneel.
5 Om de contouren van de katheter te verbergen of weer te geven tijdens het werk, selecteert of wist
u Hide (Verbergen) in het bedieningspaneel.
6 Om een contour te bewerken, klikt u op Edit (Bewerken) in het bedieningspaneel, en gaat u als
volgt te werk:
• Klik langs de wanden van de katheter in het beeld en dubbelklik vervolgens op de laatste positie
• Sleep langs de wanden van de katheter in het beeld om de positie van de contour te corrigeren.
7 Als u klaar bent met de contouren, selecteert u de grootte van de katheter in de lijst in het
bedieningspaneel.
Als de gewenste kathetergrootte niet beschikbaar is, kunt u deze rechtstreeks in het vak typen.
8 U kunt de kalibratie op elk moment verwijderen en opnieuw beginnen door te klikken op Delete
(Verwijderen) in het taakpaneel.
9 Om de kalibratiefactor te accepteren, klikt u op Accept and Continue (Accepteren en doorgaan) in
het bedieningspaneel.
Afstandskalibratie
U voert afstandskalibratie uit door een bekende afstand te markeren in het beeld.
1 Gebruik de navigatiewerkbalk om de serie te bekijken en selecteer een beeld dat moet worden
gebruikt voor de kalibratie.
OPMERKING U kunt op elk moment het kalibratiebeeld wijzigen door te klikken op Change
2 Klik op de taak Calibration (Kalibratie).
3 Klik op Distance (Afstand) in de lijst Select calibration method (Kalibratiemethode selecteren).
4 Klik op Draw (Tekenen) in het bedieningspaneel en ga als volgt te werk:
• Klik in het beeld op het gewenste beginpunt van de lijn.
• Klik nogmaals op het gewenste eindpunt.
5 Als u de lijn wilt verbergen of weergeven, selecteert of wist u Hide (Verbergen) in het
bedieningspaneel.
6 Om de lijn te bewerken, klikt u op Edit (Bewerken) in het bedieningspaneel en doet u het volgende:
a
b Sleep het punt naar een nieuwe positie.
7 U kunt de kalibratie op elk moment verwijderen en opnieuw beginnen door te klikken op Delete
(Verwijderen) in het taakpaneel.
8 Selecteer, na het tekenen van de lijn, de afstand in de lijst in het bedieningspaneel.
Azurion Uitgave 1.2 Gebruiksaanwijzing
eindpunt.
om de contour te voltooien.
(Wijzigen) in het bedieningspaneel en een ander beeld te selecteren.
Beweeg de muisaanwijzer boven het beginpunt of het eindpunt.
173
QCA/QVA
Philips Healthcare 4522 203 52611