Verwerken
6 Als u een meting wilt verplaatsen, sleept u deze naar een nieuwe locatie.
7 Om een meting te bewerken, sleept u een eindpunt naar een nieuwe locatie.
8 Om een meting te verwijderen, selecteert u de meting en klikt u op Delete (Verwijderen) in het
taakpaneel.
U kunt ook de geselecteerde meting verwijderen met behulp van Delete op het toetsenbord, of in
het snelmenu nadat u met de rechtermuisknop op een meting hebt geklikt.
8.14.6 Handmatige kalibratie
Als u voor nauwkeurige metingen wilt zorgen, moet de meetfunctie worden gekalibreerd.
U kunt een handmatige kalibratie uitvoeren via een van de volgende methoden:
• Catheter (Katheter)
• Distance (Afstand)
• Sphere (Bol)
OPMERKING Bij het uitvoeren van handmatige kalibratie op biplane-beelden, moet u de kalibratie
Katheterkalibratie
U voert katheterkalibratie uit door de middellijn van een katheter in het beeld te traceren.
U kunt katheterkalibratie uitvoeren op een recht kathetersegment of een gebogen segment; u dient
echter altijd een niet-taps toelopend segment te gebruiken. Het gebruik van een taps toelopend
segment voor kalibratie zal resulteren in onjuiste meetresultaten.
1 Klik in het taakpaneel Calibration and Measurements (Kalibratie en metingen) op Manual
Calibration (Handmatige kalibratie) om het dialoogvenster Calibration (Kalibratie) weer te geven.
2 Selecteer in de lijst Calibration Method (Kalibratiemethode) de optie Catheter (Katheter).
3 Als u de serie wilt wijzigen waarop u de kalibratie wilt uitvoeren, klikt u op Change (Wijzigen) en
selecteert u een beschikbare serie.
De op dat moment geselecteerde serie wordt standaard gebruikt. Het geselecteerde serienummer
wordt weergegeven in het taakpaneel.
4 Klik op Draw (Tekenen) in het bedieningspaneel en ga als volgt te werk:
• Klik op de middellijn van de katheter op het gewenste beginpunt.
• Klik nogmaals om een punt verder langs de middellijn te plaatsen.
• Ga door met het plaatsen van punten langs de middellijn en dubbelklik daarna op het gewenste
Voor aanvullende informatie, klikt u op Help in het bedieningspaneel.
5 Om de contouren van de katheter te verbergen of weer te geven tijdens het werk, selecteert of wist
u Hide (Verbergen) in het bedieningspaneel.
6 Om een contour te bewerken, klikt u op Edit (Bewerken) in het bedieningspaneel, en gaat u als
volgt te werk:
• Klik langs de wanden van de katheter in het beeld en dubbelklik vervolgens op de laatste positie
• Sleep langs de wanden van de katheter in het beeld om de positie van de contour te corrigeren.
Azurion Uitgave 1.2 Gebruiksaanwijzing
afzonderlijk op het frontale beeld en het laterale beeld uitvoeren.
eindpunt.
om de contour te voltooien.
153
Metingen uitvoeren
Philips Healthcare 4522 203 52611