Verwerken
7 Als u klaar bent met de contouren, selecteert u de grootte van de katheter in de lijst in het
bedieningspaneel.
Als de gewenste kathetergrootte niet beschikbaar is, kunt u deze rechtstreeks in het vak typen.
8 U kunt de kalibratie op elk moment verwijderen en opnieuw beginnen door te klikken op Delete
(Verwijderen) in het taakpaneel.
9 Om handmatige kalibratie te voltooien, klikt u op Accept and Close (Accepteren en sluiten).
Afstandskalibratie
U voert afstandskalibratie uit door een bekende afstand te markeren in het beeld.
1 Klik in het taakpaneel Calibration and Measurements (Kalibratie en metingen) op Manual
Calibration (Handmatige kalibratie) om het dialoogvenster Calibration (Kalibratie) weer te geven.
2 Selecteer in de lijst Calibration Method (Kalibratiemethode) de optie Distance (Afstand).
3 Als u de serie wilt wijzigen waarop u de kalibratie wilt uitvoeren, klikt u op Change (Wijzigen) en
selecteert u een beschikbare serie.
De op dat moment geselecteerde serie wordt standaard gebruikt. Het geselecteerde serienummer
wordt weergegeven in het taakpaneel.
4 Klik op Draw (Tekenen) in het bedieningspaneel en ga als volgt te werk:
• Klik in het beeld op het gewenste beginpunt van de lijn.
• Klik nogmaals op het gewenste eindpunt.
5 Als u de lijn wilt verbergen of weergeven, selecteert of wist u Hide (Verbergen) in het
bedieningspaneel.
6 Om de lijn te bewerken, klikt u op Edit (Bewerken) in het bedieningspaneel en doet u het volgende:
a
b Sleep het punt naar een nieuwe positie.
7 Selecteer, na het tekenen van de lijn, de afstand in de lijst in het bedieningspaneel.
Als de gewenste afstand niet beschikbaar is, kunt u deze rechtstreeks in het vak typen.
8 U kunt de kalibratie op elk moment verwijderen en opnieuw beginnen door te klikken op Delete
(Verwijderen) in het taakpaneel.
9 Om handmatige kalibratie te voltooien, klikt u op Accept and Close (Accepteren en sluiten).
Bolkalibratie
U kunt bolkalibratie uitvoeren door een bol met een bekende grootte in het beeld te identificeren.
1 Klik in het taakpaneel Calibration and Measurements (Kalibratie en metingen) op Manual
Calibration (Handmatige kalibratie) om het dialoogvenster Calibration (Kalibratie) weer te geven.
2 Selecteer in de lijst Calibration Method (Kalibratiemethode) de optie Sphere (Bol).
3 Als u de serie wilt wijzigen waarop u de kalibratie wilt uitvoeren, klikt u op Change (Wijzigen) en
selecteert u een beschikbare serie.
De op dat moment geselecteerde serie wordt standaard gebruikt. Het geselecteerde serienummer
wordt weergegeven in het taakpaneel.
Azurion Uitgave 1.2 Gebruiksaanwijzing
Beweeg de muisaanwijzer boven het beginpunt of het eindpunt.
154
Metingen uitvoeren
Philips Healthcare 4522 203 52611