2D Quantitative Analysis (optie)
compenseren. Dit gebeurt door een kalibratie uit te voeren op het röntgenbeeld, en een
kalibratiefactor (CF) te bepalen in eenheden van millimeter/pixel.
Er zijn twee hoofdsoorten kalibratie mogelijk:
• Automatische kalibratie kan worden gebruikt wanneer de anatomie zich in het isocentrum bevindt.
Voor objecten op deze locatie kent 2D-QA alle relevante afstanden die nodig zijn voor de
automatische berekening van de geometrische vergroting en de kalibratiefactor. De gebruiker hoeft
verder niets in te voeren.
• Handmatige kalibratie is van toepassing op elke locatie in de röntgenstraal. De kalibratiefactor voor
de onderzochte anatomie wordt berekend met behulp van een kalibratieobject met een bekende
afmeting dat zich in de buurt bevindt. De gebruiker markeert het kalibratieobject en geeft de
werkelijke grootte aan.
Houd er rekening mee dat fouten in de kalibratiefactor direct leiden tot evenredige fouten in QCA/QVA-
afstandsmetingen. Bij het berekenen van volumes in LVA/RVA, worden deze fouten zelfs
vermenigvuldigd met een factor 2 tot 3. Voor een nauwkeurige kalibratie is het daarom belangrijk dat u
zich houdt aan de volgende richtlijnen.
Vermijd verkorte weergaven van het kalibratieobject en de anatomie.
• Dit is belangrijk bij afstandskalibratie en voor alle metingen in de anatomische interessegebieden.
Positioneer het kalibratieobject en het object dat wordt onderzocht zorgvuldig.
• Als u automatische kalibratie wilt gebruiken, moet het object dat wordt onderzocht zo dicht
mogelijk bij het isocentrum worden geplaatst tijdens de beeldacquisitie (binnen maximaal 5 cm).
• Als u van plan bent om handmatige kalibratie te gebruiken (katheter, bol of afstand), moet het
kalibratieobject zo dicht mogelijk bij de onderzochte anatomie worden geplaatst.
• Verschillen in hoogte tussen de anatomie en het isocentrum (bij automatische kalibratie), of tussen
de anatomie en het kalibratieobject (bij handmatige kalibratie) veroorzaken verschillen in
geometrische vergroting. Dit leidt tot meer fouten in de kalibratiefactor van 1-1,5% voor elke
centimeter hoogteverschil.
Automatische kalibratie of objecten van gemiddelde grootte voor handmatige kalibratie hebben de
voorkeur.
• Gebruik bij voorkeur automatische kalibratie wanneer de onderzochte anatomie zich voldoende
dicht bij het isocentrum (binnen maximaal 5 cm) bevindt. Gewoonlijk zijn de meeste beelden
acceptabel voor automatische kalibratie.
• In het geval dat automatische kalibratie niet van toepassing is, wordt katheterkalibratie gewoonlijk
beschouwd als de meest handige optie. Indien deze echter wordt gebruikt in combinatie met
moderne katheters met kleine diameter (4-6 French), is het ook de minst nauwkeurige optie (zie
onderstaande tabel). Gebruik, indien mogelijk, in plaats daarvan afstandskalibratie op een
meetkatheter of bolkalibratie.
• In het algemeen neemt de nauwkeurigheid van de handmatige kalibratie toe naarmate het object
of de gebruikte afstand groter zijn. Gebruik voor handmatige kalibratie geen kleine
kalibratieobjecten. Kies zo mogelijk een kalibratieobject van gemiddelde grootte (een paar
centimeter) voor optimale nauwkeurigheid.
Overzicht van nauwkeurigheid van kalibratiefactor
Kalibratiemethode (specificatiecondi-
tie)
Auto calibration (Auto kalibratie)
Azurion Uitgave 1.2 Gebruiksaanwijzing
Nauwkeurigheid CF voor objecten die
goed geplaatst zijn
1
Nauwkeurig
169
Kalibratierichtlijnen
Extra fouten in CF door onjuiste
plaatsing of weergaven
1-1,5% per centimeter verschil in
hoogte tussen isocentrum en anato-
mie
Philips Healthcare 4522 203 52611