of de veiligheidsgordelspanners niet goed werken.
(Zie "Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) (indien
aanwezig)" in hoofdstuk "1. Veiligheid — stoelen, vei-
ligheidsgordels en aanvullend veiligheidssysteem".)
Waarschuwingslampje water in
brandstoffilter (indien
aanwezig)
Als het waarschuwingslampje water in brandstof-
filter gaat branden terwijl de motor draait, neem dan
zo snel mogelijk contact op met een erkende dealer
of gekwalificeerd garagebedrijf.
LET OP
Als u de auto blijft gebruiken zonder het water af
te tappen, kan de motor ernstig beschadigd ra-
ken.
CONTROLELAMPJES
Controlelampje differentieelslot
(indien aanwezig)
Als de differentieelslotmodusschakelaar in de ON-
stand staat, zal het controlelampje voor het diffe-
rentieelslot knipperen en vervolgens blijven bran-
den nadat het differentieel volledig is vergrendeld.
Zie "Blokkeersysteem achterdifferentieel (indien
aanwezig)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".
Controlelampje dimlicht (indien
van toepassing)
Het controlelampje voor dimlicht gaat branden
wanneer het dimlicht is ingeschakeld. (Zie "Schake-
laar koplampverlichting en richtingaanwijzers" ver-
derop in dit hoofdstuk.)
Controlelampje Electronic
Stability Programme (ESP) OFF
Het controlelampje Electronic Stability Programme
(ESP) OFF gaat branden als de ESP OFF-schakelaar
in de OFF-stand wordt gedrukt.
Als de ESP OFF-schakelaar in de OFF-stand wordt
gezet, wordt het ESP-systeem uitgeschakeld.
Wanneer het achterdifferentieelslot wordt inge-
schakeld met de differentieelslotmodusschakelaar,
of de <4LO>-stand wordt geselecteerd met de mo-
dusschakelaar voor vierwielaandrijving (4WD), zal
het ESP-systeem worden uitgeschakeld en gaat het
ESP OFF-lampje branden. (Zie "Electronic Stability
Programme (ESP) (indien aanwezig)" in hoofdstuk
"5. Starten en rijden" en "Blokkeersysteem achterdif-
ferentieel (indien aanwezig)" in hoofdstuk "5. Star-
ten en rijden".)
Controlelampje
mistvoorlampen (indien
aanwezig)
Het controlelampje van de mistvoorlamp gaat bran-
den wanneer de mistvoorlampen aanstaan. (Zie
"Mistlampschakelaar (indien aanwezig)" verderop in
dit hoofdstuk.)
/
Statuslampje
voorpassagiersairbag
Het statuslampje voor de voorpassagiersairbag
(
) gaat branden op het dashboard zodra de
voorpassagiersairbag wordt uitgeschakeld via de
schakelaar voor de voorpassagiersairbag. Wanneer
de voorpassagiersairbag wordt ingeschakeld gaat
het statuslampje voor de voorpassagiersairbag
(
) branden.
Zie voor meer informatie "Statuslampje voorpassa-
giersairbag (indien aanwezig)" in hoofdstuk "1. Vei-
ligheid — stoelen, veiligheidsgordels en aanvullend
veiligheidssysteem".
Controlelampje gloeibougies
(indien aanwezig)
Wanneer de contactschakelaar in de ON-stand
staat, gaat het gloeibougiescontrolelampje bran-
den en dooft zodra de gloeibougies opgewarmd
zijn.
Als de gloeibougies al opgewarmd zijn, knippert het
gloeibougiescontrolelampje kort en dooft vervol-
gens weer.
Controlelampje grootlicht
Het controlelampje grootlicht gaat branden wan-
neer het grootlicht is ingeschakeld. Het controle-
lampje gaat uit zodra het dimlicht wordt geselec-
teerd. (Zie "Schakelaar koplampverlichting en
richtingaanwijzers" verderop in dit hoofdstuk.)
Controlelampje Hill Descent
Control-systeem ON (indien
aanwezig)
Als de contactschakelaar in de ON-stand gezet
wordt, licht het controlelampje voor het Hill Descent
Control-systeem kort op en dooft vervolgens weer.
Dit geeft aan dat het Hill Descent Control-systeem
operationeel is.
Het lampje gaat branden wanneer het Hill Descent
Control-systeem wordt geactiveerd.
Instrumenten en bedieningen
2-11