•
Wanneer de temperatuur in de auto te hoog of
te laag is. (Wanneer de automatische aircon-
ditioning uit staat, zal het Stop/Start-systeem
werken.)
•
Wanneer de aanjagersnelheid van de aircon-
ditioning op de maximumsnelheid staat.
•
Wanneer de OFF-schakelaar voor het Stop/
Start-systeem ingeschakeld is.
•
Wanneer het energieverbruik hoog is.
•
Wanneer de auto op hoogtes van meer dan
2.000 m (6.562 ft) rijdt (MT-model).
•
Voor modellen met handgeschakelde versnel-
lingsbak (MT).
•
Wanneer de schakelhendel in een willekeurige
stand behalve N (vrij) staat.
•
Wanneer de koppeling wordt ingetrapt.
•
Wanneer de afstandsbedieningsleutel niet in
de auto ligt.
•
Wanneer het stuurwiel meer dan 45 graden
wordt gedraaid of is gedraaid.
OPMERKING
De motor zal niet opnieuw worden gestart zelfs
niet met ingedrukt koppelingspedaal wanneer
het Stop/Start-systeem wordt geactiveerd onder
de volgende omstandigheden:
•
Wanneer de motorkap wordt geopend.
•
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuur-
der niet is vastgemaakt en het bestuurder-
sportier wordt geopend.
•
Wanneer de schakelhendel niet in de vrijstand
(N) staat.
OPMERKING
Het kan even duren voordat het Stop/Start-sys-
teem ingeschakeld wordt onder de volgende om-
standigheden:
•
Wanneer de accu ontladen is.
•
Wanneer de buitentemperatuur te laag of te
hoog is.
•
Wanneer de accu vervangen is of de accupool
gedurende
langere
tijd
losgekoppeld
geweest en vervolgens weer is aangesloten.
OPMERKING
Wanneer het controlelampje voor het Stop/Start-
systeem gaat branden zal de motor automatisch
beginnen te draaien onder tenminste een van de
volgende omstandigheden:
•
De accuspanning daalt (ten gevolge van
stroomconsumptie door andere voertuigsys-
temen, zoals koplampen, verwarming, enz., of
door externe apparaten die zijn aangesloten
op het 12 volt-aansluitpunt in de auto).
•
De auto rijdt sneller dan 2 km/u (1 mph).
•
De voorruitontwaseming staat aan.
•
Wanneer de temperatuur in de auto te hoog of
te laag is. (Wanneer de airconditioning uit
staat, zal het Stop/Start-systeem werken.)
•
Wanneer de schakelaar voor de voorruitont-
waseming ingeschakeld is. (De motor start
wellicht niet, afhankelijk van de buitentempe-
ratuur.)
•
Wanneer de accucapaciteit laag is.
•
Wanneer energieverbruik hoog is.
•
Wanneer de koppeling wordt ingetrapt.
LET OP
Schakel alleen in een versnelling wanneer het
koppelingspedaal volledig is ingetrapt.
OPMERKING
De volgende situaties zorgen ervoor dat het Stop/
Start-systeem de motor niet automatisch start.
De auto moet dan gestart worden met de con-
is
tactschakelaar:
•
De veiligheidsgordel van de bestuurder is niet
vastgemaakt en het bestuurdersportier staat
open.
•
De motorkap staat open.
Gebruik het systeem bij het wachten voor een stop-
licht, enz. Wanneer de auto gedurende langere tijd
stil wordt gezet, verdient het aanbeveling de motor
af te zetten.
Wanneer de motor wordt afgezet door het Stop/
Start-systeem, worden de functies voor verwarmen,
koelen en ontvochtigen uitgeschakeld. Om te voor-
komen dat functies van de airconditioning worden
uitgeschakeld, kunt u het Stop/Start-systeem uit-
zetten door op de OFF-schakelaar van het systeem
te drukken.
Starten en rijden
5-19