AUTOMATISCHE REGENERATIE
Wanneer het waarschuwingslampje voor het DPF
gaat branden, betekent dit dat er in het DPF deeltjes
zijn opgevangen tot de opgegeven limiet. De deel-
tjes die in het DPF worden opgevangen, kunnen niet
worden verbrand wanneer de auto langzaam rijdt.
Rijd wanneer dit veilig is zo snel mogelijk met een
hogere snelheid (sneller dan ongeveer 80 km/u (50
MPH)) totdat het roetfilterwaarschuwingslampje
uitgaat. Neem altijd de lokale voorschriften in acht.
Wanneer de opgevangen roetdeeltjes volledig zijn
verbrand, gaat het waarschuwingslampje voor het
roetfilter weer uit.
5-6
Starten en rijden
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ RIJDEN OP DE WEG EN
TERREINRIJDEN
Voertuigen
van
het
type
pickup
aanzienlijk sneller dan andere soorten voertui-
gen.
Ze beschikken over een grotere bodemvrijheid dan
personenauto's, waardoor ze gebruikt kunnen wor-
den in uiteenlopende toepassingen op de weg en in
open terrein. Hierdoor krijgen ze een hoger zwaar-
tepunt dan gewone auto's. Een direct voordeel van
deze hogere bodemvrijheid is een beter zicht op de
omgeving, waardoor de bestuurder problemen kan
voorzien. De auto is er echter niet op gebouwd om
bochten te nemen met dezelfde snelheid als een
gewone
personenauto,
net
zoals
gebouwde sportwagen ook niet geschikt is voor
terreinrijden. Vermijd plotselinge stuurmanoeuvres
en scherpe bochten zoveel mogelijk, vooral bij hoge
snelheden. Net als bij andere auto's van dit soort
kan het verkeerd bedienen controleverlies of om-
slaan tot gevolg hebben.
Raadpleeg voor informatie over het rijden met vier-
wielaandrijving (4WD) (indien aanwezig) "Vierwie-
laandrijving (4WD) (indien aanwezig)" verderop in dit
hoofdstuk.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
VEILIG RIJDEN
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
WAARSCHUWING
•
Rijd voorzichtig op open terrein en vermijd ge-
vaarlijke plekken. De bestuurder of elke an-
dere inzittende moet tijdens het rijden altijd
de veiligheidsgordel vastgemaakt hebben.
Hierdoor zal iedereen goed blijven zitten tij-
dens het rijden door een ruig gebied.
•
kantelen
Rijd niet overdwars langs steile hellingen. Het
is beter om in een rechte lijn een helling op of
af te rijden. Terreinwagens kantelen namelijk
gemakkelijker dan dat ze over de kop slaan.
•
Veel hellingen zijn voor de meeste auto's te
steil. Als u zo'n helling oprijdt, komt de auto
mogelijk stil te staan. Rijdt u zo'n helling af,
dan kan het gebeuren dat u geen controle over
de snelheid kunt houden. Als u overdwars over
zo'n helling rijdt, kan de auto kantelen.
•
Schakel niet naar een andere versnelling wan-
neer u van een steile helling naar beneden
een
laag
rijdt. U kunt dan de macht over het stuur ver-
liezen.
•
Let goed op tijdens het rijden naar de top van
de helling. Aangekomen bij de top kan er een
ravijn zijn of een andere gevaarlijke situatie
waardoor u een ongeluk kunt krijgen.
•
Als de motor stopt of als u de top van een steile
helling niet kunt halen, probeer dan nooit om
te draaien. Uw auto zou dan kunnen kantelen
of over de kop slaan. Rijd altijd achteruit en
recht naar beneden in de achteruitversnelling
(R). Rijd nooit achteruit in N (vrij) of met de kop-
peling ingetrapt (model met handgescha-
kelde versnellingsbak) door alleen de rem te
gebruiken, want dan kan u de macht over de
auto verliezen.
•
Door continu hard te remmen bij het afdalen
van een helling kunnen de remmen oververhit
en versleten raken waardoor u de macht over
het stuur kunt verliezen en een ongeluk kunt
veroorzaken. Trap het rempedaal licht in en zet