HILL START ASSIST-SYSTEEM
(indien aanwezig)
WAARSCHUWING
•
Vertrouw nooit alleen op Hill Start Assist om te
voorkomen dat de auto op een heuvel naar
achteren rolt. Rijd altijd voorzichtig en oplet-
tend. Trap het rempedaal in als u stopt op een
steile helling. Wees vooral voorzichtig als u
stopt op bevroren of modderige hellingen. Als
u niet kunt voorkomen dat het voertuig naar
achteren rolt, kunt u de macht over het voer-
tuig verliezen en ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen.
•
De Hill Start Assist is niet bedoeld om de auto
stil te laten staan op een helling. Trap het rem-
pedaal in als u stopt op een steile helling. Wan-
neer u dit niet doet, kan de auto naar achteren
rollen, met een aanrijding of ernstig lichame-
lijk letsel tot gevolg.
•
De Hill Start Assist kan mogelijk niet onder alle
beladings- of wegomstandigheden voorko-
men dat de auto op een heuvel naar achteren
rijdt. Wees er altijd op voorbereid om het rem-
pedaal in te trappen om te voorkomen dat het
voertuig naar achteren rolt. Wanneer u dit niet
doet, kan dit tot een aanrijding of ernstig per-
soonlijk letsel leiden.
De Hill Start Assist activeert automatisch de rem-
men om te voorkomen dat de auto naar achteren
rolt zodra de bestuurder het rempedaal loslaat om
het gaspedaal in te trappen terwijl de auto op een
helling gestopt is.
5-34
Starten en rijden
De Hill Start Assist zal automatisch in werking tre-
den onder de volgende omstandigheden:
•
De versnellingsbak wordt in een vooruitversnel-
ling of in de achteruitversnelling gezet.
•
De auto wordt volledig gestopt op een heuvel
door de rem in te schakelen.
De maximale blokkeertijd is 2 seconden. Na 2 se-
conden begint de auto naar achteren te rollen en
stopt de werking van de Hill Start Assist volledig.
De Hill Start Assist zal niet werken wanneer de ver-
snelling op N (vrij) of P (parkeren) staat, en ook niet
op een vlakke weg.
Wanneer het waarschuwingslampje voor het elek-
tronische stabiliteitsprogramma (ESP) op het dash-
board gaat branden, zal de hellingoprijhulp niet
werken. (Zie "Electronic Stability Programme (ESP)
(indien aanwezig)" eerder in dit hoofdstuk.)
CRUISE CONTROL (indien
aanwezig)
De cruise control maakt het u mogelijk met een con-
stante snelheid te rijden zonder uw voet op het gas-
pedaal te hoeven houden:
WAARSCHUWING
•
De cruise control is ALLEEN bedoeld om een
constante rijsnelheid aan te houden, maar is
geen vervanging voor de bestuurder.
•
Houd u altijd aan de aangegeven snelheids-
beperkingen en overschrijd ze niet.
•
Gebruik de cruise control niet onder de vol-
gende omstandigheden. U kunt anders de
controle over de auto verliezen en een onge-
val veroorzaken.
–
Wanneer het niet mogelijk is een constante
snelheid te handhaven
–
Bij druk verkeer
–
In verkeer met steeds wisselende rijsnel-
heden
–
In zeer winderige gebieden
–
Op bochtige of heuvelachtige wegen
–
Op gladde wegen (regen, sneeuw, ijs, enz.)
LET OP
Schakel bij modellen met handgeschakelde ver-
snellingsbak (MT) niet naar de vrijstand (N) zon-
der de koppeling in te trappen wanneer de cruise
control aan staat. Mocht dit toch gebeuren, trap
het koppelingspedaal dan onmiddellijk in en zet
de hoofdschakelaar direct uit. Als u dat niet doet,
kan de motor beschadigd raken.
Als de cruise control is ingeschakeld, kan de snel-
heidsbegrenzer niet worden bediend.