Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Waarschuwingslampje Vierwielaandrijving (4Wd) (4Wd-Modellen); Waarschuwingslampje Laag Brandstofniveau - Renault ALASKAN 2018 Instructieboekje

Inhoudsopgave

Advertenties

Het waarschuwingslampje motoroliedruk is
niet bedoeld om een laag oliepeil aan te dui-
den. Controleer het oliepeil met de peilstok.
(Zie "Motoroliepeil controleren" in hoofdstuk
"8. Onderhoud en doe-het-zelf".)
Waarschuwingslampje
motortemperatuur
(rood/blauw) (indien aanwezig)
Controlelampje hoge temperatuur (rood):
Het rode waarschuwingslampje gaat branden in ge-
val van oververhitting van de motor.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje hoge temperatuur
gaat branden terwijl de motor draait, kan dat wij-
zen op extreem hoge temperatuur van de motor.
Zet de auto stil zodra dit veilig kan. Als het voer-
tuig oververhit raakt, kan doorgaan met rijden de
motor ernstig beschadigen.
Als het waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur (rood) gaat branden tijdens het
rijden, stop het voertuig dan zo snel mogelijk
en neem contact op met een erkende dealer
of gekwalificeerd garagebedrijf.
Wanneer u een aanhanger trekt of bergop-
waarts rijdt, verminder dan uw rijsnelheid zo-
dra dat veilig mogelijk is om zo de koelvloei-
stoftemperatuur te verlagen.
Verder rijden met een oververhitte motor kan
ernstige schade aan de motor veroorzaken.
Zie "Als uw auto oververhit raakt" in hoofdstuk
"6. In geval van nood" voor de maatregelen die
u direct moet nemen.
Controlelampje lage temperatuur (blauw):
Als de contactschakelaar in de ON-stand gezet
wordt, gaat het waarschuwingslampje voor de mo-
tortemperatuur (blauw) branden. Na enkele secon-
den moet het lampje weer uit gaan en uit blijven
terwijl de motor draait.
Waarschuwingslampje
vierwielaandrijving (4WD)
(4WD-modellen)
Het waarschuwingslampje voor vierwielaandrijving
(4WD) gaat branden zodra de contactschakelaar in
de ON-stand staat. Nadat de motor is gestart, gaat
het 4WD-waarschuwingslampje uit.
Als er een storing is in het 4WD-systeem of er zijn
verschillen in de draaisnelheid of de afmetingen van
de voor- en achterwielen, gaat het waarschuwings-
lampje knipperen of blijft continu branden. (Zie
"Vierwielaandrijving (4WD) (indien aanwezig)" in
hoofdstuk "5. Starten en rijden".)
LET OP
Als
het
4WD-waarschuwingslampje
branden of knippert tijdens het rijden, matig
dan uw snelheid en laat uw auto zo snel mo-
gelijk nakijken door een erkende dealer of ge-
kwalificeerd garagebedrijf.
Als het waarschuwingslampje voor vierwie-
laandrijving (4WD) gaat branden tijdens het
rijden op een droog, hard wegdek:
in de 4H-stand, zet de 4WD-modusschake-
laar op 2WD.
in de 4LO-stand, stop de auto en zet de
schakelhendel in de N-stand (vrij) met het
rempedaal ingetrapt en zet de 4WD-mo-
dusschakelaar op 2WD.
Als na bovenstaande procedure het waarschu-
wingslampje nog steeds brandt, laat uw auto dan
zo snel mogelijk nakijken door een erkende dealer
of gekwalificeerd garagebedrijf.
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
Het controlelampje voor laag brandstofniveau gaat
branden zodra het brandstofniveau in de tank sterk
daalt. Vul brandstof bij zodra dat uitkomt, bij voor-
keur voordat de meternaald de leegstand (0) aan-
geeft.
Als de brandstofmeter de leegstand (0) bereikt, is
er nog een kleine reservehoeveelheid brandstof
aanwezig in de tank.
Waarschuwingslampje laag
sproeiervloeistofniveau (indien
aanwezig)
gaat
Het waarschuwingslampje voor laag sproeiervloei-
stofniveau gaat branden zodra het vloeistofniveau
in het reservoir laag is. Vul zo nodig sproeivloeistof
bij. (Zie "Ruitensproeiervloeistof" in hoofdstuk "8. On-
derhoud en doe-het-zelf".)
Instrumenten en bedieningen
2-9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave