Airbag bestuurder en
voorpassagier
(indien van toepassing)
Uw voertuig is uitgerust met een SRS
(Supplemental Restraint System) en met
een schoot-/schouderriem bij zowel de
bestuuders- als passagierposities.
De SRS bestaat uit air-bags zijn ge-
plaatst in het midden van het stuurwiel
en het voorste paneel aan passagierszij-
de boven het handschoenen box.
De airbags zijn gelabeld met de letters
"AIR BAG" op de kappen.
I
Front-airbag bestuurder
I
Voor passagiers air-bag
Het doel van het air-bag systeem is om
de bestuurder en/of voor inzittenden te
voorzien met additionele bescherming
dan die geboden door alleen de veilig-
heidsgordel in het geval van een (fron-
tale) aanrijding.
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
WAARSCHUWING
Verminder het risico op ernstig letsel
of overlijden door een opgeblazen
airbag voor en houdt u aan de vol-
gende voorzorgsmaatregelen:
• Veiligheidsriemen moet altijd ged-
ragen worden zodat de gebruikers
goed geplaatst zijn.
• Pas de veiligheidsriemen voor de
passagier en de bestuurder zo ver
OBA033020
mogelijk naar achteren aan zodat u
volledige controle over het voertuig
heeft.
• Leun nooit tegen de deur of het
midden console.
• Zorg dat de bijrijder zijn of haar
voeten of benen niet op het dash-
board plaatst.
• Laat nooit toe dat een passagier
meerijdt op de voor zitplaats, wan-
neer de front-air-bag OFF indicator
van de passagier opge licht is.
• Er mogen geen voorwerpen (zoals
OBA033021
crash pad cover, mobiele telefoon-
houder, bekerhouder, parfum of sti-
ckers) worden geplaatst over of
dichtbij de airbag modules op het
stuurwiel, instrumentenpaneel, voor-
ruit en het paneel boven het hand-
schoenenvak van de voor passagier.
Dergelijke voorwerpen letsel kunnen
veroorzaken als de airbags bij een
aanrijding geactiveerd worden.
3 39