Kenmerken van uw voertuig
Schuifdak open waarschuwingslamp
(indien van toepassing)
Als de bestuurder de ontstekingssleutel
(Smart key: schakelt de motor uit) verwij-
dert en de deur aan de bestuurderskant
opent als het schuifdak niet volledig
gesloten is, dan zal er een waarschu-
wingsbel te horen zijn en knipprt of
brandt schuifdak Open Waarschuwing.
Sluit het schuifdak goed als u uw voer-
tuig verlaat.
4
64
Schakel de "ZEKERINGSCHAKE-
LAAR" in (indien van toepassing)
• Deze waarschuwingslamp brandt als
de zekeringschakelaar indien de zeke-
ringdoos UIT staat.
• Dit betekent dat u de zekeringschake-
laar moet inschakelen.
Voor meer informatie, raadpleeg "Zeke-
ringen" in sectie 7.
WAARSCHUWINGSIGNAAL
De alarmverlichting moet gebruikt wor-
den iedere keer dat het het noodzakelijk
is om het voertuig te stoppen op een
gevaarlijke locatie. Wanneer u zo een
noodstop moet maken, ga altijd zover
weg van de weg af als mogelijk.
De alarmverlichting gaan aan door de
schakelaar van de alarmverlichting in te
drukken. Hierdoor zullen alle richtingaan-
wijzerlampen gaan knipperen. De waar-
schuwingsknipperlichten werken zelfs
als de sleutel niet in het contactslot
steekt.
De alarmverlichting werkt zonder con-
tactsleutel.
OIA046027