BANDENSPANNING CONTROLESYSTEEM (TPMS, (INDIEN VAN TOEPASSING)
(1) Waarschuwingslamp lage banden-
spanning / TPMS defect indicator
De bandenspanning van elke band,
inclusief de reserveband (indien van toe-
passing) moet elke maand worden
gecontroleerd bij een koude band; de
bandenspanning moet tot de door de
fabrikant op de bandenspanningsticker
aangegeven spanning worden opge-
pompt. (Als uw auto is uitgerust met ban-
den met een andere maat dan is aange-
geven op de sticker, moet u de juiste
spanning voor deze banden zelf achter-
halen).
Uw auto is uitgerust met een extra veilig-
heidssysteem: het bandenspanningcon-
trolesysteem (TPMS) dit systeem laat
een lamp branden als een of meer ban-
den een te lage spanning hebben. Als de
lamp "lage bandenspanning" brandt,
moet u zodra dat mogelijk is de auto tot
stilstand brengen en de banden controle-
ren; pomp de banden vervolgens op tot
de juiste spanning is bereikt. Als wordt
gereden met banden met een veel te
lage spanning, kan de band te warm wor-
den en beschadigen. Een te lage span-
OIA0630006
ning verhoogt bovendien het brandstof-
verbruik en verlaagt de levensduur van
de banden; ook kan het invloed hebben
op het rijgedrag van de auto en de rem-
weg.
Het TPMS is geen vervanging voor het
onderhoud van de banden; het blijft de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de juiste bandenspanning in stand te
houden, zelfs als door de te lage span-
ning de lamp van het TPMS niet is gaan
branden.
Wat te doen in noodgevallen
U auto is ook voorzien van een TPMS-
defect indicator, die aangeeft dat het sys-
teem niet op de juiste wijze werkt. De
storing van de TPMS-indicator gaat ge-
paard met de indicator van een lage ban-
denspanning. Als het systeem een sto-
ring ontdekt, zal de verklikkerlamp snel
knipperen gedurende circa 1 minuut en
zal vervolgens doorlopend branden.
Deze sequentie zal ook plaatsvinden als
de wagen de volgende keren wordt
gestart, zolang de storing bestaat. Als de
defect indicator brandt, is het systeem
mogelijk niet in staat om een lage ban-
denspanning te signaleren en aan te
geven. Storingen in het TPMS kunnen
verschillende oorzaken hebben, waaron-
der de montage van vervangende ban-
den of wielen, waardoor het TPMS
onjuist kan gaan werken. Controleer
altijd
de
TPMS-waarschuwingslamp
nadat een of meer banden of wielen zijn
vervangen, om zeker te weten dat het
TPMS met deze banden of wielen kan
werken.
6 23