170
Verzorging van de auto
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden
over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Banden
Draairichtingsgebonden
banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐
len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
■ Rijeigenschappen worden mogelijk
nadelig beïnvloed. Defecte band zo
spoedig mogelijk laten vervangen
of repareren.
■ Niet sneller rijden dan 80 km/u.
■ Bij regen en sneeuw bijzonder
voorzichtig rijden.
Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H
215 = Bandbreedte in mm
60 = Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %
R
= Type koordlagen: Radiaal
RF = Type: RunFlat
16 = Velgdiameter in inches
95 = Kengetal voor draagvermo‐
gen, 95 komt bijv. overeen met
690 kg
H
= Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q = Maximaal 160 km/u
S = Maximaal 180 km/u
T = Maximaal 190 km/u
H = Maximaal 210 km/u
V = Maximaal 240 km/u
W = Maximaal 270 km/u
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐
turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
Bandenmaten 205/60R16 en
215/55R17 zijn toegestaan als win‐
terbanden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Bandenspanning
Hoewel uw auto is uitgevoerd met
een geïntegreerd bandenspannings‐
controlesysteem, moet u de banden‐
spanning van uw koude banden ten
minste elke 14 dagen en vóór elke
lange rit controleren.
Draai het ventieldopje los.