140
Rijden en bediening
Trek aan de hendel van de op‐
laadkabel om deze uit de clip van
de hendel te halen. Til de oplaad‐
kabel omhoog en trek deze ach‐
terwaarts uit de auto. De auto‐
stekker is opgeborgen zoals ge‐
toond.
4. Sluit de oplaadkabel aan op het
stopcontact. Controleer of de lam‐
pen voor de status van de oplaad‐
kabel beide groen zijn.
Selecteer zoals bovenstaand be‐
schreven het juiste oplaadniveau
met het scherm Selecteer
voorkeur voor laadniveau op het
Colour-Info-Display.
9 Waarschuwing
Als de capaciteit van het elektri‐
sche circuit of het stopcontact on‐
bekend is, gebruik dan alleen het
laagste oplaadniveau totdat de ca‐
paciteit van het circuit door een
deskundige monteur is vastge‐
steld. Bij een oplaadniveau dat de
capaciteit van het elektrische cir‐
cuit of het stopcontact te boven
gaat, is er kans op brand of schade
aan het elektrische circuit.
Elektrische vereisten 3 144.
Oplaadkabel 3 142.
5. Sluit de autostekker van de op‐
laadkabel aan op de oplaadaan‐
sluiting op de auto. Controleer of
de lampen voor de status van de
oplaadkabel beide groen zijn.
Oplaadstatus 3 141.
6. Druk op e op de handzender om
het diefstalalarm voor de oplaad‐
kabel op scherp te zetten.
Handzender 3 20.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Opladen beëindigen
1. Druk op c op de handzender om
het diefstalalarm voor de oplaad‐
kabel op onscherp te zetten.
Handzender 3 20.
2. Ontkoppel de autostekker van de
oplaadkabel van de auto.
3. Sluit de klep van de oplaadaan‐
sluiting door krachtig op de ach‐
terste rand van het klepoppervlak
te drukken.
4. Trek de oplaadkabel uit het stop‐
contact.