102
Klimaatregeling
dat bij de temperatuur van het interi‐
eur past. De controlelampjes naast
het stoelverwarmingssymbool op het
instrumentenbord geven de verwar‐
mingsstand aan. Schakel Automa‐
tisch verwarmde stoel bestuurder uit
met de knop op het aanraakscherm of
de knoppen voor de handmatige
stoelverwarming op het instrumen‐
tenbord.
Verwarmde stoelen 3 40.
Handmatig verwarmde stoelen
Druk bij ingeschakeld contact op ß
om de stoelverwarming van de be‐
treffende stoel in te schakelen.
De knoppen zijn ondergebracht op
het instrumentenpaneel.
Verwarmde stoelen 3 40.
Verwarmbare achterruit
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
Verwarmbare achterruit 3 35.
Verwarmde buitenspiegel 3 32.
Motoronderst. verwarming aangesl.
Werkt door op # op de handzender
te drukken.
De klimaatregeling schakelt stan‐
daard over op een goede verwar‐
mings- of koelmodus en de achter‐
ruitverwarming schakelt bij lage bui‐
tentemperaturen in.
Motoronderst. verwarming aangesl.
3 20.