Inhoudsopgave
Advertenties
11.3
Olieverversing (afb. 8, 9)
Vervang de motorolie na de eerste 20 bedrijfsuren, daar-
na steeds na 100 uur resp. om de drie maanden.
Het verversen van de motorolie moet bij een bedrijfswar-
me motor worden uitgevoerd.
1. Plaats het product op een vlak, recht oppervlak.
2. Open de onderhoudsdeur (5) middels de vergrende-
ling (6).
3. Zet een opvangbak (niet bij de levering inbegrepen)
klaar.
4. Open de oliepeilstok (24).
5. Laat vervolgens de warme olie in een geschikt reser-
voir lopen, door de olieaftapplug (25) met de meegele-
verde steeksleutel SW17 (C) te verwijderen.
6. Schroef de bout van het oliefilter (26) met de meege-
leverde steeksleutel SW10 (D) los.
7. Draai het oliefilter (26) er uit en reinig deze met diesel
of een borstel.
8. Plaats het filter vervolgens weer terug. Schroef de
bout van het oliefilter (26) met de meegeleverde
steeksleutel SW10 (D) in.
9. Vul motorolie bij met behulp van een trechter (niet bij
de levering inbegrepen) (max. 1650 ml).
10. Schroef de oliepeilstok (24) weer vast.
11. Voer de afgewerkte olie op correcte wijze af.
11.4
Luchtfilter (afb. 2, 12, 13)
LET OP
Risico op materiële schade!
Het bedrijf van de motor zonder of met een beschadigd
filterelement kan tot motorschade leiden.
–
Laat de motor nooit zonder of met een beschadigd
luchtfilterelement draaien. Dan komen er verontrei-
nigingen in de motor terecht, die de motor ernstig
kunnen beschadigen.
Luchtfilter (26) elke 20 bedrijfsuren regelmatig reinigen,
zo nodig vervangen.
1. Verwijder de afdekking van het luchtfilter (10) door de vier
bouten met de steeksleutel SW10 (D) er uit te schroeven.
2. Verwijder de luchtfilteruitlaat (29) door de vleugel-
schroef te openen. Leg de vleugelschroef en de on-
derlegring op zij.
3. Schroef het luchtfilter (27) met de meegeleverde
steeksleutel SW12 (D) er uit. Leg de moer op zij.
4. Neem het grove filter (28) van het luchtfilter (27) weg.
5. De elementen moeten worden gereinigd door het uit-
kloppen van een vlak oppervlak. Bij sterke vervuiling
met zeeploog wassen, aansluitend met schoon water
uitspoelen en aan de lucht laten drogen. Voor het rei-
nigen van het luchtfilterelement mogen geen scherpe
reinigingsmiddelen of brandstof worden gebruikt.
6. De montage volgt in omgekeerde volgorde.
76 | NL
11.5
Accu (E) laden met autolader
(afb. 1, 6, 7)
GEVAAR
Gevaar door onjuist opladen van de accu!
Bij een te hoge laadspanning bestaat er explosiegevaar
voor de accu.
Verwijder bij werkzaamheden aan de accu altijd de con-
tactsleutel uit het contactslot.
–
De laadstroom van de oplader mag niet hoger zijn
dan 5 A en de laadspanning mag max. 14,4 V zijn.
1. Demonteer de accu (E), zoals in hoofdstuk 12.2 be-
schreven.
2. Sluit de accu (E) op een geschikt auto-accu-oplader aan.
Verbind aansluitend de rode kabel met de pluspool (+)
en de zwarte kabel met de minpool (-) van de oplader.
3. Laad de accu (E) min. 5 uur op.
LET OP
Gevaar op kortsluiting!
–
Om kortsluiting te vermijden, maakt u altijd eerst de
minkabel (-) van de accu los en sluit u deze als laat-
ste weer aan.
–
Let er bij het aansluiten/loskoppelen van de accu
op, dat de polen (+/-) elkaar en/of het frame niet
aanraken.
11.6
Brandstoffilterelement (32)
reinigen (afb. 10)
Opmerking:
Bij het brandstoffilterelement gaat het om een filterbeker,
die zich direct onder de tankdop bevindt en alle gevulde
brandstof filtert.
1. Open de tankdop (2).
2. Verwijder het brandstoffilterelement (32).
3. Reinig deze niet in ontvlambaar oplosmiddel of een
oplosmiddel met een hoog vlampunt.
4. Plaats het brandstoffilterelement (32) weer terug.
5. Sluit de tankdop (2).
11.7
Dieselfilter vervangen (afb. 14)
Het dieselfilter moet worden vervangen, als deze sterk
verontreinigd of verstopt is.
Deze onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door
een vakman of een gespecialiseerde werkplaats worden
uitgevoerd.
11.8
Tap de brandstof af met een
brandstof-afzuigpomp (afb. 15)
Bij opslag voor langere tijd moet de brandstof worden af-
getapt.
www.scheppach.com
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
