9.5
Overbelastingsbeveiliging-
veiligheidsschakelaar 400 V (16) en
stroomonderbreker 230 V (23)
(afb. 3)
De overbelastingsbeveiliging wordt actief bij een te hoge
vermogensafname en schakelt de 230 V resp. 400 V con-
tactdozen uit. De veiligheidsschakelaar 400 V (16) resp.
veiligheidsschakelaar 230 V (23) worden hierbij automa-
tisch in de stand "OFF" gezet.
1. Schakel het product uit zoals beschreven in hoofdstuk
9.3.
2. Koppel de verbruiker los van het product.
3. Wacht een minuut.
4. Schakel de stroomonderbreker 400 V (16) resp. de
stroomonderbreker 230 V (23) in ON.
LET OP
Defecte stroomonderbreker mogen alleen door gelijk-
soortige stroomonderbrekers met hetzelfde vermogen
worden gebruikt. Neem hiervoor contact op met de
klantenservice.
9.6
"RESET"-knop (21) voor 12 V
(afb. 3)
Als de overbelastingsbeveiliging is geactiveerd, brengt de
"RESET"-knop (21) het uitgangsvermogen van de diesel-
generator weer tot stand. Het is dan niet nodig om de mo-
tor opnieuw te starten.
1. Wacht een minuut.
2. Druk op de "RESET"-knop (21).
9.7
Oliecontrolelampje (12) en
automatische olie-uitschakeling
(afb. 3)
Het oliecontrolelampje (12) brandt bij het starten rood. Als
voldoende olie is bijgevuld, gaat het oliecontrolelampje
(12) na het starten weer uit. Bij een te laag oliepeil brandt
het oliecontrolelampje (12) nog steeds rood en start het
product niet.
Als het oliepeil tijdens het gebruik onder de gedefinieerde
minimumniveau valt, zal het oliecontrolelampje (12) rood
gaan branden. De automatische olie-uitschakeling scha-
kelt de dieselgenerator uit om schade aan de motor te
vermijden.
Het starten is pas weer mogelijk als er motorolie is bijge-
vuld (zie hoofdstuk 8.2).
9.8
Winterbedrijf
Omdat de generator door een dieselmotor wordt aange-
dreven, moeten voor heet winterbedrijf bijzondere maatre-
gelen worden getroffen. Bij het bedrijf van de generator bij
buitentemperaturen van -3 °C tot -10 °C is het gebruik
van "Winterdiesel" voorgeschreven. De omstelling van
dieselbrandstof naar "Winterdiesel" gebeurt van land tot
land verschillend, meestal einde Oktober. Het tijdstip van
de omstelling naar "Winterdiesel" kunt u bij uw tankstation
opvragen.
• Als u de generator regelmatig gebruikt, hoeft u geen
maatregelen te nemen, omdat de omstelling naar
"Winterdiesel" automatisch plaatsvindt.
• Indien u de generator in de herfst voor langere tijd niet
gebruikt, maar in de winter weer wilt gebruiken, is het
raadzaam om de brandstoftank bijna leeg te houden.
Vraag het tijdstip van de omstelling naar "Winterdie-
sel" bij uw tankstation op en vul de tank voor het ge-
bruik bij buitentemperaturen van -3 °C tot -10 °C met
"Winterdiesel".
• Mocht de diesel echter "verdikken", dan moet u de
dieselgenerator gedurende ca. 12 uur in een ruimte
met temperaturen van ca. +10 °C plaatsen.
• Leeg de brandstoftank. Bij bijna lege tot halfvolle tank
voldoet vullen met "Winterdiesel".
• Vul de brandstoftank met "winterdiesel".
10 Reiniging
• Schakel voor alle reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden de motor uit en trek de contactsleutel (A)
uit het contactslot (11). Zet de mechanische aan/uit-
schakelaar (31) in de stand (STOP).
LET OP
Gevaar voor brandwonden!
Wacht tot het product is afgekoeld voordat u reinigings-
of onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
LET OP
Vervuild onderhoudsmateriaal en bedrijfsstoffen bij een
hiervoor bestemd inzamelingsstation afgeven.
10.1
Reiniging
• Zorg dat de veiligheidsinrichtingen, de ventilatiesleu-
ven en de motorbehuizing zo stof- en vuilvrij mogelijk
zijn. Wrijf het product met een schone doek af en
blaas deze met perslucht bij lage druk uit. Wij advise-
ren u, om het product direct na elk gebruik te reinigen.
• Maak het product regelmatig schoon met een vochtige
doek en een beetje zachte zeep. Gebruik geen reini-
gingsmiddelen of oplosmiddelen; deze kunnen de
kunststofonderdelen van het product aantasten. Zorg
ervoor dat er geen water in het product kan komen.
11 Onderhoud
WAARSCHUWING
Draag bij onderhoudswerkzaamheden altijd veiligheids-
handschoenen en luchtwegbescherming!
11.1
Onderhoudsschema
Voor een probleemloze werking moeten de volgende on-
derhoudsintervallen absoluut in acht worden genomen,
zoals beschreven onder Onderhoudsschema.
LET OP
Bij de eerste inbedrijfstelling moet motorolie en brand-
stof worden bijgevuld.
11.2
Controleer het oliepeil (afb. 8)
1. Ga te werk zoals beschreven onder 8.2.
www.scheppach.com
NL | 75