Alternatieve
bewakingstechnieken
Elektrolyten- en
zuur-basestatus in het
serum van de patiënt
Voor de behandeling
Meetfrequentie
Monstername
Fresenius Medical Care multiFiltratePRO IFU-NL 14A-2022
Als alternatief zou de geactiveerde stollingstijd (ACT) kunnen worden
gebruikt voor de anticoagulatiebewaking in het circuit. Er is momenteel
echter geen schema beschikbaar voor de aanpassing van de
citraatdosis op basis van de ACT. Andere maatstaven voor
anticoagulatie, zoals de geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT)
en de protrombinetijd (PR/INR), worden meestal uitgevoerd met
bloedmonsters met citraatanticoagulatie en zijn dus niet geschikt om
citraatanticoagulatie te controleren.
Bij regionale citraatanticoagulatie moeten de zuur-base- en
elektrolytenstatus (natrium, kalium, calcium, magnesium, fosfaat) van
de patiënt nauwkeurig worden gecontroleerd. Dit moet het mogelijk
maken eventuele tendensen tot stofwisselingsstoornissen of
verschuivingen in de elektrolytenstatus tijdig te herkennen, zodat tijdig
kan worden gecorrigeerd.
Controleer voor begin van de behandeling de systemische zuur-base
status en het systemisch geïoniseerde calcium. Voor zover het niet
klinisch anders geïndiceerd is, dient een hypocalciëmie voor het begin
van de Ci-Ca behandeling gecompenseerd te worden.
Geïoniseerd calcium, pH en bicarbonaat, natrium en lactaat van de
patiënt moeten ten minste 1 uur voor het aanvang van de behandeling
worden gemeten overeenkomstig de klinische behoefte. Karakteristiek
zijn verder meetfrequenties tot 6 à 8 uur per dag voor CVVHD en
postCVVHDF. Intensievere bewaking kan nodig zijn. De precieze
frequentie hangt af van de toestand van de patiënt en hoe snel de
behandeling veranderingen in het bloedvolume en de samenstelling
van de patiënt kan teweegbrengen (bijv. CRRT-dosis in verhouding tot
de grootte van de patiënt). Bovendien is een regelmatige controle van
de klinische tekenen van de patiënt (met inbegrip van bloeddruk- en
hartritmebewaking), de vochtstatus en de reactie op vloeistof, en de
lichaamstemperatuur vereist wanneer CRRT wordt toegepast.
Voor de controle moet een systemisch bloedmonster, bij voorkeur van
een beschikbare arteriële toegang, worden gebruikt. Indien een
dergelijke arteriële toegang niet beschikbaar is, kan in plaats daarvan
een centraal of perifeer veneus bloedmonster worden gebruikt.
Het gebruik van het toegangsmonsternamepunt
("rood" monsternamepunt) in de toevoerlijn van de multiFiltratePRO-
lijnenset is een suboptimaal alternatief, d.w.z. het moet alleen worden
gebruikt als andere opties niet beschikbaar of niet praktisch zijn. Indien
dit toch gebruikt, moet het bloedmonster langzaam worden afgenomen
van het monsternamepunt (rood) van de toevoerlijn terwijl de
bloedpomp draait.
Hoofdstuk 7: Beschrijving van de werking
275