Code
Waarschuwing/
(hex)
Hulpcode
A7EE
Paneel kwijt
Programmeerbare waar-
schuwing:
49.05 Communicatie-ver-
lies actie
A88F
Koelventilator
A8A0
AI bewaking
Programmeerbare waar-
schuwing:
12.03 AI bewakingsfunctie
A8A1
RO Life Waarschu-
wing
A8A2
RO Toggle waarschu-
wing
A8B0
ABB Signaalbewaking
1
(Bewerkbare berichttekst)
Programmeerbare waar-
schuwing:
32.06 Bewaking 1 actie
A8B1
ABB Signaalbewaking
2
(Bewerkbare berichttekst)
Programmeerbare waar-
schuwing:
32.16 Bewaking 2 actie
Oorzaak
Bedieningspaneel of PC tool
gekozen als actieve bestu-
ringslocatie voor de omvormer
communiceert niet meer.
Onderhoudstimer-limiet over-
schreden.
Een analoog signaal is buiten
de limieten gespecificeerd voor
de analoge ingang.
Het relais is vaker van status
veranderd dan het aanbevolen
aantal keer.
0001 Relaisuitgang 1
0002 Relaisuitgang 2
0003 Relaisuitgang 3
De relaisuitgang wisselt vaker
van status dan aanbevolen, bv.
als een snel-wijzigend frequen-
tiesignaal er op aangesloten is.
De levensduur van het relais
zal binnenkort overschreden
worden.
0001 Relaisuitgang 1
0002 Relaisuitgang 2
0003 Relaisuitgang 3
Waarschuwing gegenereerd
door signaalbewakingsfunctie
1.
Waarschuwing gegenereerd
door signaalbewakingsfunctie
2.
Foutopsporing 441
Oplossing
Controleer de aansluiting van PC tool of
bedieningspaneel.
Controleer de connector van het bedie-
ningspaneel.
Controleer montageplatform, indien
gebruikt.
Ontkoppel het bedieningspaneel en sluit
het weer aan.
Overweeg om de koelventilator te ver-
vangen. Parameter
05.04 Vent. aan-tijd
teller
toont de bedrijfstijd van de koelven-
tilator.
Controleer signaalniveau bij de analoge
ingang.
Controleer de bedrading aangesloten op
de ingang.
Controleer de minimum en maximum
limieten van de ingang in parameter-
groep
12 Standaard
AI.
Vervang de besturingsunit of stop met
het gebruiken van de relaisuitgang.
Vervang de besturingsunit of stop met
het gebruiken van relaisuitgang 1.
Vervang de besturingsunit of stop met
het gebruiken van relaisuitgang 2.
Vervang de besturingsunit of stop met
het gebruiken van relaisuitgang 3.
Vervang het signaal aangesloten op de
relaisuitgang-bron door een minder fre-
quent wijzigend signaal.
Selecteer een ander signaal met para-
meter
10.24 RO1
bron.
Selecteer een ander signaal met para-
meter
10.27 RO2
bron.
Selecteer een ander signaal met para-
meter
10.30 RO3
bron.
Controleer de bron van de waarschuwing
(parameter
32.07 Bewaking 1
Controleer de bron van de waarschuwing
(parameter
32.17 Bewaking 2
signaal).
signaal).