134 Programmakenmerken
De U/f functie kan niet gebruikt worden met energie-optimalisatie; als parameter
45.11 Energie-optimalisatie
houding
genegeerd.
Instellingen
• Menu - Primaire instellingen - Motor - U/f verhouding
• Parameter
97.20 U/F verhouding
Flux remmen
De omvormer kan snellere deceleratie bieden door het magnetisatieniveau van de
motor te verhogen. Door verhogen van de flux in de motor, kan de door de motor tij-
dens het remmen opgewekte energie worden omgezet in thermische energie in de
motor.
Motor
toerental
Fluxremmen
De omvormer monitoort de motorstatus voortdurend, ook tijdens fluxremmen.
Daarom kan fluxremmen worden toegepast voor zowel het stoppen van de motor als
het wijzigen van het toerental. De overige voordelen van fluxremmen zijn:
• Het remmen begint onmiddellijk na het geven van een stopopdracht. De functie
hoeft niet te wachten op de fluxreductie om met remmen te beginnen.
• De koeling van de inductiemotor is efficiënt. De statorstroom van de motor gaat tij-
dens fluxremmen omhoog, niet de rotorstroom. De stator koelt veel efficiënter dan
de rotor.
• Fluxremmen kan gebruikt worden bij inductiemotoren en synchrone permanent-
magneet-motoren.
Er zijn twee remvermogen-niveaus beschikbaar:
• Gematigd remmen levert snellere deceleratie in vergelijking met een situatie
waarin fluxremmen uitgeschakeld is. Het fluxniveau van de motor wordt beperkt
om oververhitting van de motor te voorkomen.
• Volledig remmen gebruikt bijna alle beschikbare stroom om de mechanische rem-
energie om te zetten in thermische energie in de motor. De remtijd is korter dan bij
gematigd remmen. Bij cyclisch gebruik kan de verhitting van de motor aanzienlijk
zijn.
ingesteld is op Activeren, wordt parameter
(pagina 387).
Geen fluxremmen
t (s)
T
Br
(%)
T
N
T
Br
T
N
60
40
Fluxremmen
20
Geen fluxremmen
97.20 U/F ver-
= Remkoppel
= 100 Nm
f (Hz)