Waarschuwing! Zelfs als de motor gestopt is, staat er gevaarlijke spanning op de aansluitklemmen U1, V1, W1 (L,N) en U2, V2, W2 en , Uc-. Waarschuwing! Zelfs als de ACS 140 is uitgeschakeld, kan er gevaarlijke externe spanning op de aansluitklemmen van de relais RO1A, RO1B, RO2A, RO2B staan.
Veiligheid ............i Montage ............1 Algemene gegevens ........2 Omgevingscondities ........... 2 Afmetingen (mm)............3 Monteren van de ACS 140 ......... 4 De omvormerkap verwijderen ........7 Aanbrengen van het waarschuwingslabel....7 Kabelaansluitingen ............. 7 Klemmenstroken ............8 Type-aanduiding en Serienummer Sleutel ....9 Zwevende voedingsspanning........
Pagina 8
Applicatiemacro Motorpotentiometer......37 Applicatiemacro Hand - Auto........38 Applicatiemacro PID-regeling ........39 Applicatiemacro Voormagnetiseren ......41 ACS 140 Complete lijst van parameters... 43 Groep 99: Opstartgegevens ........48 Groep 01: Actuele gegevens en status ....49 Groep 10: Commandoingangen ....... 51 Groep 11: Referentiekeuze ........
Zie A CONTROLEER de omgeving. Zie B, C MONTEER de ACS 140. Zie D VERWIJDER de omvormerkap. BEVESTIG een waarschuwingssticker Zie E in de taal van uw keuze.
Verontreinigingsniveau Geen geleidend stof toegestaan. (IEC 721-3-3) De ACS 140 moet worden geïnstalleerd in een schone en droge atmosfeer, vrij van druipwater, overeenkomstig de IP-classificatie. De koellucht moet schoon zijn, vrij zijn van corrosief materiaal en elektrisch geleidende stofdeeltjes (verontreinigingsgraad 2).
Standaardserie (behuizingsmaten A, B, C en D) Monteer de ACS 140 vertikaal. Laat 25 mm vrije ruimte boven en onder de omvormer. Zorg dat in de schakelkast voldoende koellucht aanwezig is om de vermogensverliezen (vermogens- en besturingscircuits) af te voeren die aan het eind van hoofdstuk R, ‘Technische gegevens’, staan vermeld.
Flensmontage De ACS 140 kan zo worden gemonteerd dat het koelgedeelte zich in een koelluchtkanaal bevindt. De vermogensverliezen worden dan naar buiten geleid zodat alleen de verliezen van de besturing in de schakelkast hoeven te worden afgevoerd (zie R). Serie zonder koellichaam (behuizingmaat H) Opmerking! Behuizingmaat H bevat geen koellichaam.
Controleer na de montage of de warmtegeleiding werkt door de temperatuur (parameter 0110) van de ACS 140 te volgen. De warmtegeleiding werkt als de temperatuur van de ACS 140 onder volle belasting en bij een maximale omgevingstemperatuur niet meer dan 85 °C bedraagt.
Volg lokale voorschriften voor kabeldoorsnedes. Gebruik een afgeschermde motorkabel. Om elektromagnetische storing te voorkomen, moet u de motorkabel uit de buurt van de bekabeling voor de besturing en de voedingsspanningskabel monteren. Opmerking! Zie de EMC-instructies onder "ACS 140 EMC- instructies" op pagina 91.
G Klemmenstroken Voedingsklemmen Veiligheids- aarde Besturings- aansluitingen, zie K ABB Oy ACS143-1K6-1 U1 3* 200...240 V U2 3*0..U1 f1 50/60 Hz f2 0..300 Hz 5.3 A 4.3 A S/N 242A0001 Waarschu- wings- sticker DIP- Warning! Dangerous voltage Wait 5 minutes after...
50 Hz of 60 Hz. Als de motorwaarden hiervan afwijken dan moeten de parameterwaarden van groep 99 worden gewijzigd. De nominale stroom van de motor, I , moet lager zijn dan de nominale uitgangsstroom van de ACS 140, I (zie H en R).
12 V (of -12 V) aangesloten zijn. De 12 V kan worden geleverd door de ACS 140 (X1:9) zoals in de aansluitvoorbeelden (zie L) of afkomstig zijn van een externe 12-24 V (max 28 V) bron van een der twee polariteiten.
L Aansluitvoorbeelden ACS 140 1-10 kΩ AI 1 S1:1:U AGND S1:2: 10 V AI 2 AGND DI-instelling AGND Fabriek (0) 12 V NPN aangesloten Start/ DCOM Kruipen Achteruit Stop DI 1 DI 2 DI 3 DI 4 DI 5 RO 1A...
• de isolatie van de motorbekabeling. Opmerking! Als de ACS 140 een storing ontdekt, wordt het storingsrelais geactiveerd. De motor loopt uit tot stilstand en de ACS 140 wacht om te worden gereset. Als de storing nog steeds bestaat en er geen externe oorzaak kan worden vastgesteld, neem dan contact op met uw ACS 140 leverancier.
Als de motorstroom I langdurig hoger is dan de nominale stroom I de motor (parameter 9906) , beveiligt de ACS 140 de motor automatisch tegen oververhitting door uit te schakelen. De uitschakeltijd hangt af van de mate van overbelasting (I...
R Types en technische gegevens Standaardserie 200 V Nominale motor P 0,12 0,18 0,25 0,37 0,55 1~ Ingang ACS141- K18-1 K25-1 K37-1 K75-1 1K1-1 3~ Ingang ACS143- K75-1 1K1-1 Behuizing Nominale waarde (Zie H) Eenheid Ingangsspanning U 200 V-240 V ±10 % 50/60 Hz (ACS 141: 1~, ACS 143: 3~) Continue uitgangsstroom I (4 kHz)
Pagina 23
** Verlaag maximale omgevingstemperatuur tot 30 °C en verlaag P en I tot 75 % (zie (16 kHz)). *** Type zekering: UL klasse CC of T. Bij niet-UL installaties IEC269 gG. Gebruik een geleider die 60 °C mag worden voor een omgevingstemperatuur van 45 °C of minder en gebruik een geleider die 75 °C mag worden voor een omgevingstemperatuur tussen 45 °C en 50 °C.
Pagina 24
Standaardserie 200 V Nominale motor P 0,75 1~ Ingang ACS141- 1K6-1 2K1-1 2K7-1 4K1-1 3~ Ingang ACS143- 1K6-1 2K1-1 2K7-1 4K1-1 Vermogensverliezen Vermogensdeel Stuurschakeling * Verlaag maximale omgevingstemperatuur tot 30 °C of verlaag P en I tot 90 % (zie I (8 kHz)).
Pagina 25
Standaardserie 400 V Nominale motor P 0,37 0,55 0,75 3~ Ingang ACS143- K75-3 1K1-3 1K6-3 2K1-3 2K7-3 4K1-3 Overspanning: Uitschakellimiet V DC 842 (komt overeen met 595 V ingang) Onderspanning: Uitschakellimiet V DC 333 (komt overeen met 247 V ingang) °C Overtemperatuur (koellichaam)
Pagina 26
Serie zonder koellichaam 200 V Nominale motor P 0,12 0,18 0,25 0,37 0,55 0,75 1~ Ingang ACS141- H18-1 H25-1 H37-1 H75-1 1H1-1 1H6-1 Max. uit- gangsstroom I 2 max (8 kHz) Max. uit- gangsstroom I 2 max (16 kHz) Uitgangsspanning 0 - U Ingangsstroom I 1~ A...
Pagina 27
Serie zonder koellichaam 400 V Nominale motor P 0,37 0,55 0,75 3~ Ingang ACS143- H75-3 1H1-3 1H6-3 2H1-3 Behuizing Nominale waarde (Zie H) Eenheid Ingangsspanning U 380V - 480V ±10 % 50/60 Hz (ACS 143: 3~) Continue uit- gangsstroom I (4 kHz) Continue uit- gangsstroom I...
Pagina 28
75 °C mag worden voor een omgevingstemperatuur tussen 45 °C en 50 °C. Opmerking! De uitgangsmagneetschakelaar mag uitsluitend als werkschakelaar worden gebruikt. De magneetschakelaar niet sluiten terwijl de ACS 140 in bedrijf is.
De ACS 140 heeft de UL-, cUL- en C-Tick-markering voor alle vermogensbereiken, maar geen C-Tick-markering voor frameafmeting H van de ACS 140. De ACS 140 is geschikt voor gebruik in een netwerk die maximaal 65.000 RMS symmetrische ampères (65 kA) levert. T Milieu-informatie...
ACS-PDP Een veldbusadapter voor ProfiBus DP, vereist het gebruik van een RS485/232-adapter. ACS-DEV Een veldbusadapter voor DeviceNet, vereist het gebruik van een RS485/232-adapter. ACS 100/140-IFxx-, ACS 140-IFxx-, ACS 100-FLT-, ACS 140-FLT- RFI-ingangsfilters. ACS-CHK-, SACLxx Ingangs- en uitgangssmoorspoelen. ACS-BRK-x Remeenheden. ACS-BRK-xx Remchoppers.
Besturingsmodus Bij de eerste keer dat de omvormer wordt ingeschakeld, wordt deze bestuurd via de klemmenstrook (besturing op afstand, REM). De ACS 140 wordt bestuurd vanaf het bedieningspaneel bij lokale besturing (LOC). Schakel over naar lokale besturing (LOC) door het gelijktijdig indrukken van...
OUTPUT OUTPUT ENTER ENTER OUTPUT Menustructuur De ACS 140 beschikt over een groot aantal parameters. In het begin zijn alleen de zogenaamde basis-parameters zichtbaar. De menufunctie -LG- wordt gebruikt om de complete parameterset zichtbaar te maken. OUTPUT display Parameters Parametergroepen...
Opmerking! De keuze van het compleet menu blijft bij uitschakeling van de spanning gehandhaafd. Meldingen Als de rode LED van de ACS 140 brandt of knippert, is er een actieve storing. De relevante storingsmelding knippert op het display. Als de groene LED van de ACS 140 knippert, is er een actieve waarschuwing.
De aandrijving resetten via het bedieningspaneel Als de rode LED van de ACS 140 brandt of knippert, dan is er sprake van een actieve fout. Om een fout te resetten als de rode LED brandt, drukt u op de START/STOP- toets.
ACS 140 Basisparameters ACS 140 beschikt over een groot aantal parameters. Alleen een gedeelte hiervan, de zogenaamde basisparameters, zijn in eerste instantie zichtbaar. Het volstaat slechts een paar basisparameters in te stellen bij applicaties waar de voorgeprogrammeerde applicatiemacro’s van de ACS 140 in alle gewenste functies voorzien.
Code Naam bruiker Groep 01 ACTUELE GEGEVENS EN STATUS 0128 LAATSTE FOUT Laatst geregistreerde fout (0 = geen fout). Zie “Meldingen” vanaf pagina 87. Kan via het bedieningspaneel gewist worden door gelijktijdig op de UP- en DOWN-toetsen te drukken als de modus voor het instellen van de parameters geactiveerd is.
De waarden die hier worden gegeven zijn alleen geldig als andere parameters voor de configuratie van analoge uitgang niet gewijzigd zijn. Een beschrijving van alle parameters vindt u in de “ACS 140 Complete lijst van parameters” vanaf pagina 43. Groep 20...
Code Naam bruiker Groep 21 START/STOP 2102 STOP FUNCTIE Condities bij het stilzetten van de motor. UITLOOP Motor loopt uit tot stilstand HELLING Hellingdeceleratie zoals die gedefinieerd wordt door de actieve deceleratietijd 2203 1 of 2205 DECELER TIJD DECELER TIJD Standaardwaarde: 1 ( UITLOOP Groep 22...
De standaardwaarden van bepaalde parameters hangen af van de macro die geselecteerd is. Ze worden vermeld bij de beschrijving van elke macro. De standaardwaarden voor andere parameters worden gegeven in “ACS 140 Complete lijst van parameters”. Aansluitvoorbeelden Let in de volgende aansluitvoorbeelden op het volgende: •...
18 RO 2A In bedrijf: kontakt dicht *Opmerking! DI 4 wordt gebruikt om de ACS 140 te configureren. Deze wordt slechts een keer uitgelezen en wel dan als de voedingsspanning aangesloten wordt. Alle parameters gemarkeerd met een * worden bepaald door de DI4 ingang.
In bedrijf: kontakt dicht 19 RO 2B *Opmerking! DI 4 wordt gebruikt om de ACS 140 te configureren. Deze wordt slechts een keer uitgelezen en wel dan als de voedingsspanning aangesloten wordt. Alle parameters gemarkeerd met een * worden bepaald door de DI4 ingang.
Applicatiemacro 3-draads Deze macro is bestemd voor die applicaties waarbij de aandrijving bestuurd wordt door drukknoppen. Deze macro heeft twee vooraf ingestelde toeren- tallen meer dan de macro Fabriek (1), omdat deze gebruikt maakt van de ingangen DI4 en DI5. De waarde van parameter 9902 bedraagt 2.
Applicatiemacro Alternerend Deze macro zorgt voor een I/O-configuratie die aangepast is aan een reeks DI-besturingssignalen en wordt gebruikt om de draairichting van de omvormer te wijzigen. De waarde van parameter 9902 bedraagt 3. Ingangssignalen Uitgangssignalen DIP-switch S1 • Start, stop en draairichting (DI1,2) • An. uitgang AO: frequentie S1:1:U •...
AGND +12 V +12 VDC 10 DCOM 11 DI 1 Start/Stop: moet geactiveerd worden om ACS 140 te starten 12 DI 2 Fwd/Rev: moet geactiveerd worden om de draairichting om te keren 13 DI 3 Referentie omhoog: moet geactiveerd worden om de referentie te verhogen...
Auto-besturing te selecteren 14 DI 4 Fwd/Rev: te activeren om richting om te keren (Auto) 15 DI 5 Start/Stop: te activeren om ACS 140 te starten (Auto) 16 RO 1A Relaisuitgang 1 Fout: kontakt open 17 RO 1B...
Uitgangsfrequentie 0...20 mA <=> 0...50 Hz AGND +12 V +12 VDC 10 DCOM 11 DI 1 Start/Stop: moet geactiveerd worden om ACS 140 te starten* 12 DI 2 EXT1/EXT2 keuze: moet geactiveerd worden om de PID-regeling te selecteren* 13 DI 3...
Pagina 48
Parameterwaarden van de PID-regeling: 1001 2202 10 s COMMANDOS ACCELERATIETIJD 1002 2203 10 s COMMANDOS DECELERATIETIJD 1003 ) 2606 DRAAIRICHTING VOORUIT F RATIO KWADRATISCH 1102 3101 KEUZE AANTAL POGINGEN 1103 3103 1,0 s EXTERN REF KEUZE VERTRAGINGSTIJD 1106 3106 EXTERN REF KEUZE AR ONDERSPANNING 1201...
AGND +12 V +12 VDC 10 DCOM 11 DI 1 Start/Stop:moet geactiveerd worden om de ACS 140 starten 12 DI 2 Fwd/Rev: moet geactiveerd worden om de draairichting om te keren 13 DI 3 Keuze van constant toerental* 14 DI 4...
ACS 140 Complete lijst van parameters In eerste instantie zijn alleen de zogenaamde basisparameters (grijs gemarkeerd in tabel 1) zichtbaar. De menufunctie -LG- wordt gebruikt om de volledige set parameters zichtbaar te maken. S = Parameters kunnen alleen worden gewijzigd als de omvormer wordt stilgezet.
Code Naam Bereik Resolutie Standaard Gebru iker 1505 0,0-20,0 mA 0,1 mA 20 mA MAXIMUM AO 1506 0-10 s 0,1 s 0,1 s FILTER AO Groep 16 SYSTEEMBESTURING 1601 STARTVRIJGAVE 1602 PARAMETERSLOT OPEN 1604 FOUT RESET KEUZE START STOP 1608 DISPLAY WAARSCH Groep 20 LIMIETEN...
INTERN REFPNT 4021 0,0-100,0 % 0,1 % 80 % INTERN REFPNT 4022 INTERN REFPNT KEUZE REFPNT Groep 52 SERIELE COMMUNICATIE Voor een beschrijving van de parameters in deze groep, zie ACS 140 RS485 and RS232 Adapter Installation and Start-up Guide. Basisparameters.
Groep 99: Opstartgegevens De parameters van de opstartgegevens vormen een speciale parameterset, die nodig is om de ACS 140 te configureren en om motorinformatie in te voeren. Code Beschrijving 9902 APPLICATIEMACRO Keuze van de applicatiemacro. Deze parameter wordt gebruikt om de applicatiemacro te selecteren die de ACS 140 configureert voor een speciale applicatie.
Groep 01: Actuele gegevens en status Werkelijke Signalen bewaken de functies van de ACS 140. Ze hebben geen invloed op de prestaties van de ACS 140. De waarden van de Werkelijke Signalen worden gemeten of berekend door de omvormer en kunnen niet door de gebruiker worden ingesteld.
Pagina 58
Code Beschrijving 0118 AI1 Relatieve waarde van analoge ingang 1, weergegeven in %. 0119 AI2 Relatieve waarde van analoge ingang 2, weergegeven in %. 0121 DI5 & RELAIS Status van digitale ingang 5 en relaisuitgangen. 1 betekent dat het relais bekrachtigd is en 0 betekent dat het relais niet bekrachtigd is.
Groep 10: Commandoingangen Commando’s voor starten, stoppen en de draairichting kunnen vanaf het bedieningspaneel worden ingevoerd of vanaf twee externe bedienings- plaatsen ( 2). U kunt een van de twee externe bedieningsplaatsen kiezen met behulp van parameter 1102 . Voor meer KEUZE informatie over de bedieningsplaatsen zie “APPENDIX”...
Het commando voor start-vooruit wordt gegeven als DI1 = geactiveerd is en DI2 = gedeactiveerd. Het commando voor start-achteruit wordt gegeven als DI1 is gedeactiveerd and DI2 is geactiveerd. In alle andere gevallen wordt een stop- commando gegeven. 10 = COMM De start/stop- en draairichtingscommando’s worden ingevoerd via seriële communicatie.
Groep 11: Referentiekeuze De commando’s voor het aanpassen van de referentie kunnen worden ingevoerd vanaf het bedieningspaneel of vanaf twee externe bedieningsplaatsen. U kunt een van de twee externe bedieningsplaatsen kiezen met behulp van parameter 1102 . Voor meer KEUZE informatie over de bedieningsplaatsen, zie “APPENDIX”...
Pagina 62
6 = DI3U,4D Zoals hierboven beschreven wordt, behalve dat het referentiële toerental niet op 0 wordt gereset na een stop-commando. Als de ACS 140 gestart wordt, wordt het toerental volgens de geselecteerde versnelling verhoogd totdat de opgeslagen referentiewaarde bereikt is.
Pagina 63
1104 EXTERN REF1 MIN Stelt de minimumfrequentie voor de externe referentie 1 in Hz in. Als het analoge ingangssignaal de minimumwaarde bereikt heeft, is de externe referentie 1 gelijk aan . Zie Figuur 3 op pagina 56. EXTERN REF 1105 EXTERN REF1 MAX Stelt de maximumfrequentie voor de externe referentie 1 in Hz in.
Pagina 64
EXT REF EXT REF EXT REF AI max Analoog AI min ingangssignaal EXT REF EXT REF EXT REF AI min AI max Analoog ingangssignaal Figuur 3 Het instellen van . Het bereik EXTERN REF MINIMUM EXTERN REF MAXIMUM van het analoge ingangssignaal wordt ingesteld via parameters 1301 en 1302 of parameters 1304 en 1305, afhankelijk van welke analoge ingang gebruikt wordt.
Groep 12: Constante toerentallen De ACS 140 beschikt over 7 programmeerbare constante toerentallen met een bereik van 0 tot 300 Hz. Negatieve toerentallen kunnen voor constante toerentallen niet worden ingevoerd. De keuze van constante toerentallen wordt buiten beschouwing gelaten als de proces PID-referentie geactiveerd is (zie macro PID-regeling).
Pagina 66
10 = DI3,4,5 Zeven constante toerentallen (1 ... 7) worden geselecteerd met behulp van drie digitale ingangen zoals in DI1,2,3. 1202 CNST TOERENTAL 1... CNST TOERENTAL 7 -1208 Constante toerentallen 1 - 7.
Groep 13: Analoge ingangen Code Beschrijving 1301 MINIMUM AI1 Relatieve minimumwaarde van AI1 (%). De waarde komt overeen met de minimumreferentie, zoals die door parameter 1104 of 1107 EXTERN REF wordt ingesteld. EXTERN REF Zie Figuur 3 op Figuur 3 op pagina 56. 1302 MAXIMUM AI1 Maximumwaarde van AI1 (%).
Relais wordt niet gebruikt en is niet bekrachtigd. BEDRIJFSGEREED De ACS 140 is gereed om bediend te worden. Het relais wordt bekrachtigd, tenzij geen signaal voor de startvrijgave aanwezig is of een fout opgetreden is. Bovendien moet de spanning binnen het toelaatbare bereik liggen.
Groep 15: Analoge Uitgang De analoge uitgang wordt gebruikt om de waarde van alle parameters van de bedieningsgegevensgroep (groep 1) in de vorm van een stroomsignaal uit te voeren. De minimum- en de maximumwaarde van de uitgangsstroom kunnen worden geconfigureerd, net als de toegestane minimum- en maximum- waarde van de parameter in kwestie.
Code Beschrijving 1601 STARTVRIJGAVE Selecteert de bron van het startvrijgavesignaal. De ACS 140 is gereed om te starten zonder een extern startvrijgavesignaal. 1...5 = DI1 ... DI5 Om het startvrijgavesignaal te activeren, moet de geselecteerde digitale ingang worden geactiveerd. Als er spanningsverlies optreedt en de geselecteerde digitale ingang hierdoor gedeactiveerd wordt, dan loopt de ACS 140 uit tot stilstand en start niet opnieuw voordat het startvrijgavesignaal hervat wordt.
DC-busspanning boven de onderste limiet blijft. Door het toerental van de motor te verlagen zal door de traagheid van de belasting terugvoeding naar de ACS 140 ontstaan waardoor de DC-bus geladen blijft en een onderspanning wordt voorkomen. Dit zorgt voor een kleinere gevoeligheid voor spanningsuitval in systemen met een grote traagheid zoals een centrifuge of een ventilator.
Groep 21: Start/Stop De ACS 140 ondersteunt diverse start- en stopmodi, waaronder de vliegende start en de koppelverhoging bij de start. Gelijkstroom kan ofwel voor het start- commando (voormagnetiseren) of automatisch direct na het startcommando (startend met DC houd) worden toegevoerd.
Pagina 73
Code Beschrijving 2107 START GEBLOKKEERD Startblokkeringsregeling. Start geblokkeerdhoudt in dat een gepland startcommando wordt genegeerd wanneer: • een fout wordt gereset, of • Bedrijf wordt geactiveerd terwijl een startcommando actief is, of • een moduswijziging van lokaal naar besturing op afstand plaatsvindt, of •...
Groep 22: Acceleratie/Deceleratie Twee paar acceleratie-/deceleratiehellingen kunnen worden gebruikt. Als allebei de hellingsparen worden gebruikt, kan via een digitale ingang een keuze worden gemaakt in looptijd. De S-curve van de helling kan worden aangepast. Code Beschrijving 2201 ACC/DEC 1/2 KEUZE Selecteert de bron voor het keuzesignaal van het hellingspaar.
Groep 25: Kritische Frequentie In sommige mechanische systemen kunnen bepaalde toerentalbereiken resonantieproblemen veroorzaken. Met behulp van deze parametergroep kunt u twee verschillende toerentalbereiken definiëren die de ACS 140 overslaat. Opmerking! Als de macro PID-regeling wordt gebruikt, worden de kritische frequenties buiten beschouwing gelaten.
RUISARM (schakelfrequentie 16 kHz) STIL Opmerking! Als de instelling voor ruisarme motorbesturing gebruikt wordt, bedraagt de maximale belastbaarheid van de ACS 140 I bij een omgevingstemperatuur van 30 °C ofwel 0,9 * I bij een temperatuur van 40 °C. Wanneer de instelling voor stille motorbesturing (16 kHz) wordt gebruikt, is de bij een omgevingstemperatuur van 30 °C.
Pagina 77
U (%) IR-compensatie IR-compensatiebereik Geen compensatie Veldverzwakkings- f (Hz) punt Figuur 8 Werking van IR-compensatie.
LAATSTE TOERENTAL Een waarschuwing wordt weergegeven en het toerental wordt ingesteld op het niveau waarop de ACS 140 het laatst actief was. Deze waarde wordt bepaald op grond van het gemiddelde toerental gedurende de laatste 10 seconden. Let op: Als u...
(95 % van de nominale waarde) bereikt is . De parameter geeft bovendien een foutbericht weer als de motortemperatuur het niveau van 100 % bereikt. De ACS 140 loopt uit tot stilstand. WAARSCHUWING Een waarschuwing wordt weergegeven als de motortemperatuur het waarschuwingsniveau (95 % van de nominale waarde) bereikt.
Pagina 80
Figuur 11. De blokkeerbeveiliging wordt niet gebruikt. FOUT Als de beveiliging geactiveerd wordt, dan loopt de ACS 140 uit tot stilstand en er verschijnt een foutmelding. WAARSCHUWING Een waarschuwing wordt weergegeven. De melding verdwijnt in de helft van de tijd die door parameter 3012 ingesteld is.
Pagina 81
Uitschakeltijd 60 s 90 s 180 s 300 s 600 s ∞ = uitgangsstroom = nominale stroom van de motor = uitgangsfrequentie = knikpuntsfrequentie (parameter 3008 KNIKPUNT Figuur 12 Uitschakeltijden van de thermische beveiliging als de parameters 3005 , 3006 en 3007 MOTOR THERMISCHE TIJD...
AANTAL POGINGEN 3103 VERTRAGINGSTIJD Deze parameter legt de tijd vast die de ACS 140 wacht nadat een fout is opgetreden om vervolgens te proberen een reset uit te voeren. Als voor deze tijd nul wordt ingesteld, dan zal de ACS 140 onmiddellijk resetten.
Pagina 83
Herstarttijd Tijd x = Automatische reset Figuur 13 Werking van de automatische resetfunctie. Als, zoals in dit voorbeeld, de storing op het moment “Nu” optreedt, vindt automatische reset plaats als de waarde van parameter 3101 groter is dan of gelijk is aan 4 AANTAL POGINGEN...
Groep 32: Bewaking De parameters van deze groep worden gebruikt in combinatie met de relais- uitgangsparameters 1401 1 en 1402 2. Twee RELAIS UITGANG RELAIS UITGANG te selecteren parameters uit de groep Bedieningsgegevens (groep 1) kunnen worden bewaakt. Relais kunnen zodanig worden geconfigureerd dat ze bekrachtigd worden zodra de waarden van de bewaakte parameters een te hoge of te lage waarde bereiken.
Pagina 85
Waarde van bewaakte parameter HOOG (3203) LAAG (3202) bekrachtigd =1 uitgeschakeld = 0 bekrachtigd =1 uitgeschakeld = 0 A = De waarde van parameter 1401 1 (1402 2) is RELAISUITGANG RELAISUITGANG BEWAK BOVEN BEWAK BOVEN B = De waarde van parameter 1401 1 (1402 RELAISUITGANG RELAISUITGANG...
Pagina 86
Waarde van bewaakte parameter LAAG (3202) HOOG (3203) bekrachtigd=1 uitgeschakeld=0 bekrachtigd=1 uitgeschakeld=0 A = De waarde van parameter 1401 1 (1402 2) is RELAIS UITGANG RELAIS UITGANG BEWAK BOVEN BEWAK BOVEN B = De waarde van parameter 1401 1 (1402 RELAIS UITGANG RELAIS UITGANG BEWAK...
Groep 40: PID-regeling De ACS 140 kan met de macro PID-regeling het referentiesignaal (ingestelde waarde) en werkelijke waardesignaal (terugkoppeling) met elkaar vergelijken en automatisch het toerental van de omvormer aan het referentiesignaal aanpassen. Figuur 26 op pagina 104 (APPENDIX) toont de verbindingen van interne signalen als de macro PID-regeling geselecteerd is.
Code Beschrijving 4004 PID DIFF FILTER Tijdconstante voor het filter van het D-gedeelte. Door de verhoging van de filtertijdconstante is het mogelijk het effect van het D-gedeelte af te vlakken en ruis te onderdrukken. 4005 INVERTEREN FOUTW Inverteren van de procesfoutwaarde. Normaal gesproken veroorzaakt een afname van het terugkoppelsignaal een toename van het toerental van de aan- drijving.
Pagina 90
Code Beschrijving 4009 WERKWAARDE1 MINIMUM De minimumwaarde voor de werkelijke waarde 1 ( 1). Het WERKWAARDE instelbereik ligt tussen -1000 en +1000 %. Zie Figuur 16 en Group 13 parameters voor de minimum- en maximuminstellingen van analoge ingangen. 4010 WERKWAARDE 1 MAXIMUM Maximumwaarde voor werkelijke waarde 1 ( 1).Het instelbereik ligt WERKWAARDE...
4014 PID SLAAPNIVEAU Het niveau voor het activeren van de slaapstand, zie Figuur 17. Als de uitgangsfrequentie van de ACS 140 onder het slaapniveau komt, dan wordt de vertragingsteller gestart. Als de uitgangsfrequentie van de ACS 140 boven het slaapniveau komt, wordt de vertragingsteller gereset.
Pagina 92
NIET-GEINVERTEERDE FOUTWAARDE 4015 WEKNIVEAU 1108 EXT REF 100 % REFERENTIEPUNT 75 % TOEGEPAST WEKNIVEAU 1107 EXT REF Figuur 18 Voorbeeld dat laat zien hoe hoe het toegepaste wekniveau meedrijft met het referentiepunt; hier is parameter 4015 gelijk aan WEKNIVEAU 75 % (PID-regeling, niet-geïnverteerd geval). GEINVERTEERDE FOUTWAARDE 4015 WEKNIVEAU...
Pagina 93
Code Beschrijving 4019 REFPNT KEUZE Selecteert het referentiepunt. Bepaalt de bron van het referentiesignaal voor de PID-regeling. Opmerking! Wanneer de PID-regeling wordt omzeild (parameter 8121 ), heeft deze parameter geen betekenis. BYPASS CTRL INTERN De procesreferentie is een constante waarde ingesteld met parameters 4020 1, 4021 2, 4022 INTERN REFPNT...
De seriële communicatieverbinding van de ACS 140 maakt gebruik van het Modicon Modbus protocol. Voor een beschrijving van de mogelijkheden van seriële communicatie van de ACS 140 en voor een beschrijving van de parameters van deze groep zie ACS 140 RS485 and RS232 Adapter...
Zie hiervoor parametergroep 31 AUTO-RESET. Waarschuwing! Als voor het startcommando een externe bron is gekozen die nog steeds actief is dan kan de ACS 140 onmiddellijk na het resetten van de storing starten. Waarschuwing! Alle elektrische installatie- en onderhoudsactiviteiten beschreven in dit hoofdstuk mogen uitsluitend worden ondernomen door een gekwalificeerde elektricien.
Pagina 96
Onderspanningsregelaar is actief. AL13 Draairichtingsslot. Zie parameter 1003 DRAAIRICHTING AL14 Waarschuwing voor uitval van seriële communicatie, zie ACS 140 RS485 and RS232 Adapter Installation and Start-up Guide. AL15* Terugmelding Modbus wordt verstuurd via seriële communicatie. AL16 Uitval van analoge ingang 1. De waarde van de analoge ingang 1 ligt onder AI1 (1301).
Pagina 97
FL18 - FL22 * Hardwarefout. Neem contact op met uw leverancier. Hele display Fout in de seriële verbinding. knippert • Slechte verbinding tussen het bedieningspaneel en de ACS 140. • Seriële communicatieparameters (groep 52) zijn gewijzigd. Houd het bedieningspaneel aangesloten en schakel de spanning uit en dan weer aan.
ACS 140 EMC-instructies Verplichte installatie-instructies conform de EMC-richtlijn voor frequentie-omvormers van het type ACS 140 U dient de instructies in de ACS 140 gebruikershandleiding op te volgen evenals de instructies die zijn meegeleverd met de verschillende accessoires. CE-markering De ACS 140 frequentie-omvormers zijn voorzien van een CE-merkteken om...
Pagina 100
spanning voorziet. Naleving geldt onder de volgende voorwaarden: • De frequentie-omvormer moet zijn voorzien van een RFI-filter. • De gekozen motor- en besturingskabels voldoen aan de specificatie in deze handleiding voor gebruik in een openbaar laagspanningsnetwerk. • De installatie-instructies in deze handleiding worden opgevolgd. Kabels - Instructies U dient de individuele, onafgeschermde, kabeladers tussen de kabelafschermingsklem en de aansluitklemmen zo kort mogelijk te houden.
De vuistregel voor de effectiviteit van de kabelmantel luidt: hoe beter en dichter de afscherming, hoe lager de emissie van straling. Een voorbeeld voor een effectieve afscherming ziet u in Figuur 21. Gevlochten metalen Binnenisolatie afscherming Isolatiemantel PE, optioneel Figuur 21 Een effectieve afscherming voor de motorkabel (bijvoorbeeld Ölflex-Servo-FD 780 CP, Lappkabel of MCCMK, NK Cables).
Laat nooit signalen van 24 VDC en 115/230 VAC door dezelfde kabel lopen. Opmerking! Als de primaire besturingsapparatuur en de ACS 140 in dezelfde kast worden geïnstalleerd, dan zijn deze aanbevelingen wellicht overdreven. Indien de klant de installatie in zijn geheel zal testen, dan is er...
Pagina 103
Aanvullende instructies voor het voldoen aan EN61800-3, openbaar net, beperkte distributie, en aan AS/NZS 2064, 1997, Klasse A Opmerking! AS/NZS 2064, 1997, Klasse A is geldig voor de typen ACS 143-xKx-3. Gebruik altijd het optionele RFI-filter opgegeven in Tabel 8 en 9 en volg de filterhandleiding op bij alle kabelafschermingsverbindingen.
Pagina 104
Tabel 9 Maximale lengte van de motorkabel bij ingangsfilter ACS100-FLT-C of ACS 140- FLT-C en een schakelfrequentie van 4 kHz of 8 kHz. ACS100-FLT-C Type omvormer 4 kHz 8 kHz ACS 141-K75-1 100 m 100 m ACS 141-1K1-1 100 m...
Pagina 105
Aanvullende instructies voor het voldoen aan EN61800-3, openbaar net, onbeperkte distributie Gebruik altijd het optionele RFI-filter ACS100-FLT-D, ACS100-FLT-E of ACS140-FLT-D en volg de filterhandleiding op bij alle kabelafschermingsverbindingen. De lengte van de motorkabel dient te worden beperkt zoals aangegeven in Tabel 10 en de kabel dient een effectieve afscherming te hebben, overeenkomstig Tabel 10.
Aanvullende instructies voor het voldoen aan EN61800-3, industrieel net Gebruik altijd het optionele RFI-filter opgegeven in Tabel 11 en volg de filterhandleiding op bij alle kabelafschermingsverbindingen. De lengte van de motorkabel dient te worden beperkt zoals aangegeven in Tabel 11. Bij de motor moet de afscherming van de motorkabel 360 graden worden geaard via een EMC-kabelwartel (bijvoorbeeld een afgeschermde kabelwartel van het type ZEMREX SCG).
Een ACS 140 met een totaal nominaal vermogen hoger dan 1 kW voldoet aan EN 61000-3-2. Gebruik bij minder dan 1 kW een combinatie van een ingangschoke met de ACS 140, zoals aangegeven in Tabel 12 of vraag het nutsbedrijf om toestemming voor de aansluiting.
Pagina 108
verkrijgbaar en de beoordelingsprocedure in bijlage B van EN 61800-3 kan als richtlijn worden gebruikt.
2 (%) Figuur 23 Bedieningsplaatsen. Lokale bediening De besturingscommando’s worden uitdrukkelijk vanaf het bedieningspaneel gegeven als de ACS 140 lokaal bediend wordt. Dit wordt aangegeven met LOC op het display van het bedieningspaneel. OUTPUT Parameter 1101 wordt gebruikt om de referentie van het...
Bediening op afstand Als de ACS 140 zich in de modus voor bediening op afstand (REM) bevindt, worden de commando’s hoofdzakelijk via digitale en analoge ingangen gegeven, hoewel de commando’s ook via het bedieningspaneel of seriële communicatie kunnen worden gegeven.