34 Opstarten, besturing via de I/O en ID Run
ID-Run procedure
Met de ID-run assistent
WAARSCHUWING!
nominale toerental tijdens de identificatierun. De motor zal in voorwaartse rich-
ting draaien. Zorg er voor dat de het veilig is om de motor te laten draaien
voordat u de ID Run uitvoert.
Voer geen ID-run uit bij een draaiende motor. Zorg er voor dat de motor
gestopt is voordat u de ID-run start.
Ontkoppel de motor van de aangedreven apparatuur
Controleer dat de waarden van de motordata-parameters gelijk zijn aan die op het motor-
typeplaatje.
Controleer dat het STO-circuit gesloten is.
De assistent zal vragen of u tijdelijke motorlimieten wilt gebruiken. Ze moeten aan de vol-
gende voorwaarden voldoen:
Minimum toerental < 0 rpm
Maximum toerental = nominaal toerental van motor (Normale ID-run procedure vereist
dat de motor op 100% van toerental draait.)
Maximum stroom > I
Maximum koppel > 50%
Zorg dat het paneel naar lokale besturing is geschakeld (tekst Local is linksboven te zien).
Druk op de toets
Ga naar het Hoofdmenu door te drukken op
(Menu) in het Home-scherm.
Selecteer Primaire instellingen en druk op
(Selecteren) (of
Selecteer Motor en druk op
(of
).
Controle vooraf
De motor zal draaien bij ongeveer 50...80% van het
HD
om te schakelen tussen lokale besturing en afstandsbesturing.
Loc/Rem
ID-run
).
(Selecteren)