Alarmen
Onjuist werkend
beademingsapparaat
Reageer onmiddellijk op elk alarm. Een alarm kan duiden op een mogelijk
levensbedreigende situatie. Raadpleeg de hoofdstukken Alarmen en
Problemen oplossen voor meer informatie.
Bewaak de patiënt en het beademingsapparaat altijd visueel tijdens een
alarmonderdrukking. Als u niet ingrijpt bij een alarmsituatie, kan dit leiden tot
letsel bij de patiënt.
Wanneer het bericht met hoge prioriteit 'Int.batterij bijna leeg' verschijnt,
moet u het beademingsapparaat onmiddellijk aansluiten op een andere
voedingsbron. Als er geen alternatieve voedingsbron beschikbaar is, dient u
de patiënt onmiddellijk aan te sluiten op een andere beademingsbron.
Als het alarm Beademingsapparaat inactief optreedt, dient u de patiënt
onmiddellijk aan te sluiten op een andere beademingsbron.
Vertrouw er nooit op dat één enkel alarm altijd een loskoppeling van het
circuit detecteert. Samen met het alarm Circuit losgekoppeld moeten de
alarmen Laag ademvolume, Lage beademing/min., Lage ademsnelheid en
Apneu worden gebruikt.
Zorg ervoor dat het alarmvolume luid genoeg is afgesteld om te worden
gehoord door de zorgverlener. Overweeg het gebruik van een afstandsalarm.
De Trilogy 202 biedt de volgende soorten circuit:
•
passief
•
actieve flow
•
actieve PAP (proximaleluchtwegdruk)
Het passieve circuit geeft een SCHATTING van het Vte.
Alleen het circuit met actieve flow meet direct het uitgeademde
ademvolume (Vte).
Het circuit met actieve PAP meet het Vte NIET en geeft alleen een indicatie van
het afgegeven ademvolume (Vti).
Als u onverklaarbare veranderingen in de werking van het apparaat opmerkt,
als het ongewone geluiden maakt, als het apparaat of de afneembare
batterij is gevallen, als er water in de behuizing is binnengedrongen of
als de behuizing gebarsten of defect is, staakt u het gebruik en neemt u
voor onderhoud contact op met Philips Respironics of een geautoriseerd
onderhoudscentrum.
7
Hoofdstuk 1 Inleiding