Indicator
Luchtwegdrukmanometer
en piekdruksymbool
Indicator Lage druk
L
Indicator Hoge druk
H
Druk
Ademsnelheid (RR)
Uitgeademd ademvolume
(Vte)
Ingeademd ademvolume
(Vti)
Lek
De manometer (staafdiagram) geeft op elk moment de luchtwegdruk
in het patiëntcircuit weer. Wanneer de druk tijdens inademing
toeneemt, beweegt het balkje van de manometer naar rechts.
Wanneer de druk afneemt tijdens uitademing, beweegt het balkje
naar links. Ook de piekdruk wordt door dit balkje weergegeven.
Deze wordt bepaald door de maximale patiëntdruk die tijdens elke
ademhaling wordt bereikt. Het piekdruksymbool wordt als een blauw
balkje weergegeven op de manometer. Wanneer een alarm Hoge
inademingsdruk optreedt, verandert het piekdruksymbool van blauw
in rood.
Als u een volumetherapiemodus activeert, verschijnt deze indicator
onder de manometerbalk, en duidt de alarminstelling voor lage
druk aan.
Als u een volumetherapiemodus activeert, verschijnt deze indicator
onder de manometerbalk, en duidt de alarminstelling voor hoge
druk aan.
Deze indicator geeft de huidige druk van de patiënt weer. Deze
indicator wordt alleen weergegeven in de Detailweergave.
Deze indicator geeft de gemeten ademsnelheid weer in
ademhalingen per minuut (BPM). Deze indicator wordt alleen
weergegeven in de Detailweergave.
Deze indicator geeft het geschatte uitgeademde ademvolume in
milliliter weer, met compensatie voor BTPS. Deze indicator wordt
alleen weergegeven in de Detailweergave wanneer het passieve en
actieve flowcircuit is geselecteerd.
Deze indicator geeft het afgegeven ademvolume in milliliter
weer, met compensatie voor BTPS. Deze indicator wordt alleen
weergegeven in de Detailweergave wanneer actief circuit met PAP is
geselecteerd.
Deze indicator geeft de totale lekkage (niet-geretourneerde stroom)
weer tussen de uitlaat van het toestel en de patiënt. De weergegeven
waarde is het gemiddelde voor de vorige ademhaling. Deze indicator
wordt alleen weergegeven in de Detailweergave wanneer het
passieve en actieve flowcircuit is geselecteerd.
Beschrijving
Hoofdstuk 5 Instellingen bekijken en wijzigen
69