10. Procedures voor
systeemcontrole
In dit hoofdstuk worden de testprocedures beschreven die moeten worden
uitgevoerd door de clinicus voordat het apparaat op de patiënt wordt
aangesloten. Test de actieve PAP, actieve flow en passieve circuits als u
geen volledige controle van het apparaat wilt uitvoeren. De tests moeten
worden uitgevoerd conform instructie, om te controleren of het apparaat
naar behoren werkt. Voor een aantal procedures in dit hoofdstuk is het
nodig dat u de instellingen van het apparaat wijzigt. Als u niet bekend bent
met de procedures hiervoor, raadpleeg dan hoofdstuk 4, Installatie van het
beademingsapparaat en hoofdstuk 5, Instellingen bekijken en wijzigen.
Benodigd materiaal
•
Universeel poortblok
•
Uitademingshulpmiddel met actieve PAP (met aangesloten
slangadapter)
•
Uitademingshulpmiddel met actieve flow met flowsensor
•
Hulpmiddel voor passieve uitademing
•
Testlong
•
Hogedruk O
-slang
2
•
Zuurstofmonitor
•
Kleine schroevendraaier met platte kop
Trilogy 202
Gebruikershandleiding
Opmerking: Voor de procedure
voor systeemcontrole moet de
circuitconfiguratie worden gebruikt
die ook op de patiënt zal worden
gebruikt.
WAARSCHUWING
Als u onverklaarbare veranderingen
in de werking van het apparaat
opmerkt, als het ongewone geluiden
maakt, als het apparaat of de
afneembare batterij is gevallen,
als er water in de behuizing
is binnengedrongen of als de
behuizing gebarsten of defect is,
staakt u het gebruik en neemt u voor
onderhoud contact op met Philips
Respironics of een geautoriseerd
onderhoudscentrum.
Hoofdstuk 10 Procedures voor systeemcontrole
131