Bedieningsbeschrijving
Afb. 234 Bedieningselementen van de snelheidsbegrenzer: Wagens met
snelheidsbegrenzer / wagens met SRS en snelheidsbegrenzer
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 198.
Overzicht van de bedieningselementen van de snelheidsbegrenzer
234
A
Snelheidsbegrenzer activeren (regeling inactief)
Bij wagens met SRS en snelheidsbegrenzer wordt het SRS geacti-
veerd door de schakelaar in de -stand te zetten. Het activeren
van de snelheidsbegrenzer gebeurt pas na het bedienen van de
toets
.
D
Regeling onderbreken (tegen de veerdruk in)
Snelheidsbegrenzer deactiveren (ingestelde limiet wissen)
Regeling weer activeren
B
stappen van 1 km/h), lang indrukken (in stappen van 10 km/h)
Regeling starten / snelheid verlagen - kort indrukken (in stappen
C
van 1 km/h), lang indrukken (in stappen van 10 km/h)
Tussen SRS en snelheidsbegrenzer omschakelen
D
a)
Als er geen snelheidslimiet is ingesteld, dan wordt de actuele snelheid als snelheidslimiet ingesteld.
Na het starten van de regeling wordt de actuele snelheid als snelheidslimiet
opgeslagen en in het instrumentenpaneel gaat het controlelampje
Overschrijding van de snelheidslimiet tijdens de regeling
Als tijdens de regeling een overschrijding van de snelheidslimiet vereist is, bv.
tijdens het inhalen, dan moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt.
/ snelheid verhogen - kort indrukken (in
a)
Bij het overschrijden van de snelheidslimiet (bv. bij bergaf rijden) klinkt er een
akoestisch signaal en het controlelampje
pert.
De regeling wordt weer actief zodra de snelheid onder de ingestelde limiet is
gedaald.
Let op
Door het indrukken van de toets
en wordt het SRS geactiveerd.
Automatische afstandsregeling (ACC)
Inleiding voor het onderwerp
De automatische afstandsregeling (hierna alleen nog ACC genoemd) houdt de
ingestelde snelheid resp. afstand ten opzichte van voorliggers aan zonder dat
» afb.
het gaspedaal of het rempedaal hoeft te worden bediend.
Het gebied voor de wagen en de afstand tot de voor u rijdende voertuigen
wordt door een radarsenor bewaakt
De toestand waarbij de ACC de snelheid resp. afstand constant houdt, wordt
hierna als regeling aangeduid.
ATTENTIE
De algemene aanwijzingen m.b.t. het gebruik van de hulpsystemen dienen
■
in acht te worden genomen
werp.
De bestuurder moet elk moment gereed zijn om de bediening van het
■
gas- en rempedaal over te nemen.
De ACC reageert niet bij het naderen van een stilstaand obstakel (bv. de
■
staart van een file, een voertuig met pech of een voor een verkeerslicht
wachtend voertuig).
De ACC reageert niet op kruisende of tegemoetkomende objecten.
■
Als de vertraging van de ACC niet voldoende is, de wagen direct met het
■
rempedaal afremmen.
branden.
in het instrumentenpaneel knip-
tijdens de regeling wordt deze afgebroken
D
» pag.
189.
» pag. 189,
in alinea Inleiding voor het onder-
Hulpsystemen
199