Aanbevelingen voor veilig werken
Controleren of het voertuig schoon is
• Reinig de ramen, het glas van de lampen en de achter-
uitkijkspiegels.
• Neem afval en vuil uit de motor, de koppelingen en de
radiateur.
• Controleer of de treden en handgrepen droog en
schoon zijn.
• Reinig alle veiligheidsstickers en de richtingaanwijzers.
Vervang de veiligheidsstickers als deze onleesbaar zijn
geworden of ontbreken.
OPMERKING: Raadpleeg voor de schoonmaakprocedu-
res het hoofdstuk "REINIGEN".
LET OP: Vang niet aan met de werkzaamheden als het
voertuig of het werktuig niet in perfecte staat verkeren.
Controleren op beschadigingen
• Controleer op beschadigde of ontbrekende onderdelen.
• Controleer of alle scharnierpennen goed vastzitten.
• Controleer de ramen op scheuren of beschadigingen.
• Controleer op olie-, brandstof- of koelvloeistoflekken
onder het voertuig.
• Controleer het aanhaalkoppel van de wielbouten.
LET OP: Vang niet aan met de werkzaamheden als het
voertuig of het werktuig niet in perfecte staat verkeren.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE
2-40