Parkeerrem
Druk op de schakelaar (1) om de parkeerrem in te scha-
kelen.
Een ingeschakelde parkeerrem wordt aangeduid door de
schakelaar en doordat het controlelampje (2) op het dash-
board gaat branden.
Met een ingeschakelde parkeerrem, kan het voertuig niet
bewegen; de hydrostatische aandrijving is ingeschakeld
en de wielen worden geblokkeerd.
LET OP: De parkeerrem moet zijn ingeschakeld:
• als het voertuig wordt verlaten, zelfs al is het maar tij-
delijk;
• als het voertuig stilstaand wordt gebruikt zonder dat de
poten van de stabilisatiesteunen omlaag zijn gebracht
(indien aanwezig).
De rem wordt automatisch ingeschakeld, als u de motor
afzet.
OPMERKING: Neem contact op met een erkende werk-
plaats om de efficiëntie van de parkeerrem te laten con-
troleren.
LET OP: Gebruik het voertuig niet met een defecte par-
keerrem.
LET OP: Onbevoegde wijzigingen aan de asverhoudin-
gen, het gewicht van de machine, de grootte van de wie-
len en banden kan afbreuk doen aan de efficiëntie van de
parkeerrem.
LET OP: Als het indicatielampje (3) knippert, duidt dit op
een laag remvloeistofpeil. Als het indicatielampje (3) gaat
branden, is de parkeerrem geblokkeerd of defect. Ge-
bruik het voertuig niet voordat het probleem is verholpen.
Neem contact op met een erkend aftersales-centrum.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-16
1
LEIL13TLH0062AB