Geforceerde regeneratie (2).
De geforceerde regeneratie is nodig wanneer het niveau
van de deeltjesophoping een kritiek niveau bereikt; op dat
moment schakelt de motor naar de modus vermogensbe-
perking.
Een toename van het niveau van de deeltjesophoping
leidt tot een toename in thermische spanningen binnenin
het roetfilter.
Het bedienen van de machine is niet toegestaan tijdens
de geforceerde regeneratie en het motortoerental wordt
automatisch geregeld door de motorregeleenheid (ECU).
De noodzaak om de geforceerde regeneratie uit te
voeren wordt aangeduid door het knipperende waarschu-
wingslampje (B).
Ga als volgt te werk om de geforceerde regeneratie uit
te voeren:
• Plaats de machine op een harde, vlakke ondergrond in
een goed geventileerde ruimte (niet binnen).
• Trek de hoofdgiek in en laat hem helemaal zakken, laat
eventuele lasten op de grond rusten.
• Plaats de keuzehendel voor de rijrichting in N.
• Schakel de parkeerrem in.
• Trap het gaspedaal niet in.
• Terwijl de motor draait, drukt u de schakelaar naar be-
neden (2) gedurende 3 s om de geforceerde regenera-
tiecyclus te starten.
• De geforceerde regeneratiecyclus van het roetfilter
duurt ongeveer 20 min (varieert afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden).
Wanneer de geforceerde regeneratie wordt uitgevoerd,
wordt deze status aangegeven doordat het indicatie-
lampje (C) continu blijft branden.
LET OP: Het is niet mogelijk de machine te gebruiken
tijdens de geforceerde regeneratiecyclus.
LET OP: De bestuurder mag de cabine verlaten tijdens
de geforceerde regeneratie, maar moet in de buurt blijven
in het geval hij/zij moet ingrijpen als de veiligheid in het
geding komt tijdens de geforceerde regeneratiecyclus.
LET OP: De geforceerde regeneratiecyclus stopt als het
gaspedaal wordt ingetrapt of als de keuzehendel voor de
rijrichting niet in N staat, of als de parkeerrem is uitgescha-
keld. Om de geforceerde regeneratie opnieuw te starten
moet u de motor van de machine uitschakelen en weer
inschakelen.
7 - ONDERHOUD
7-15