Airconditioning (Optioneel)
Ga als volgt te werk voor een correct gebruik van de air-
conditioning:
1. Controleer of alle portieren en ramen zijn gesloten.
2. Controleer of de verwarming uitstaat, door de hendel
naar het "blauwe" gedeelte van de schaal te draaien.
3. Schakel met een draaiende motor de airconditioning
in door de schakelaar naar (1) te draaien.
4. Draai de regelknop van de luchtstroom om de gewen-
ste intensiteit te selecteren.
5. Open en verstel de ventilatieopeningen voor een ide-
ale verkoeling met betrekking tot de cabinetempera-
tuur.
6. Draai de temperatuurknop om de gewenste tempera-
tuur te bereiken.
LET OP: Schakel de airconditioning, ook in de koudere
seizoenen, iedere 15 dagen in, terwijl de motor stationair
draait (zonder gas te geven). Op die manier worden de
bewegende delen, zoals de compressor en het algemene
systeem gesmeerd.
OPMERKING: Houd de condensor schoon om ervoor te
zorgen dat de airconditioning efficiënt blijft werken.
LET OP: Maak geen buizen van de airconditioning los om
bij de condensor te kunnen komen, want huidcontact met
het koelmiddel kan bevriezing veroorzaken.
OPMERKING: Zie het hoofdstuk "Onderhoud" voor on-
derhoudswerkzaamheden en de bijbehorende deadlines.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-56
6
LEIL13TLH0145AA
7
LEIL13TLH0146AA