Bedieningselementen vooruit
Pedalen
Gaspedaal
Trap het gaspedaal (1) in om het motortoerental op te voe-
ren. Als het pedaal wordt losgelaten, daalt het motortoe-
rental.
Het pedaal heeft een directe werking op de inspuitpomp
van de motor.
LET OP: Als het voertuig tijdens het rijden het maximaal
toegestane toerental overschrijdt, wordt de overtoerenbe-
veiliging van de elektronische rijregeling (EDC, Electro-
nic Drive Control) geactiveerd. Deze functie beperkt au-
tomatisch de voertuigsnelheid om een te hoog toerental
te vermijden. Als de overtoerenbeveiliging wordt geac-
tiveerd, gaat het algemene alarmindicatielampje branden
en klinkt er een intermitterend geluidssignaal. Als de func-
tie ingrijpt, moet de bestuurder zijn voet van het gaspedaal
nemen en vaart minderen.
LET OP: De maximumsnelheid van het voertuig varieert
afhankelijk van de spanning, de grootte en de slijtage van
de banden.
Bedrijfsrempedaal
Trap het dienstrempedaal (1) in om het voertuig af te rem-
men of te stoppen.
Het pedaal heeft een directe werking op de bedrijfsrem-
men in de differentieelassen.
Als het rempedaal wordt ingetrapt, gaan de remlichten
aan de achterkant branden. De lichten blijven aan tot het
pedaal wordt losgelaten.
OPMERKING: Controleer regelmatig of beide lichten wer-
ken.
LET OP: Controleer in geval van beperkt gebruik van het
pedaal regelmatig of het nog naar behoren werkt. Neem
in geval van problemen contact op met de aftersalesafde-
ling van NEW HOLLAND.
LET OP: Als het indicatielampje (2) knippert, duidt dit
op een laag remvloeistofpeil. Als het indicatielampje (2)
gaat branden, is de parkeerrem geblokkeerd of defect.
Gebruik het voertuig niet voordat het probleem is ver-
holpen. Neem contact op met de aftersalesafdeling van
NEW HOLLAND.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
1
LEIL13TLH0175AB
2
LEIL13TLH0176AB