2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE
De werkomgeving controleren
Controleer bij werkzaamheden langs randen van uitgra-
vingen of op zachte grond de werkomgeving, aangezien
het voertuig zou kunnen kantelen.
Controleer vóór aanvang van de werkzaamheden de sa-
menstelling en de toestand van het terrein van de werk-
omgeving.
Houd het voertuig ver uit de buurt van de rand van de
uitgraving en de kant van de weg.
Wijs bij werkzaamheden op hellingen of langs de kant van
de weg iemand aan die verantwoordelijk is voor de signa-
lering.
Let goed op tijdens werkzaamheden op een bevroren on-
dergrond. Het ijs smelt naarmate de temperatuur stijgt,
waardoor de grond glad wordt.
Controleer op hoogspanningskabels of ondergrondse lei-
dingen.
Werk niet op plaatsen met een risico op grondverschui-
vingen of vallend gesteente.
Tref de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen om te voor-
komen dat onbevoegden het werkgebied betreden.
Controleer bij verplaatsing door en werkzaamheden in on-
diep water of op zachte grond de vorm en omstandighe-
den van de ondergrond, en de diepte en de snelheid van
de waterstroom, vóór aanvang van de werkzaamheden.
2-31