Advertenties
Scherpstellen kan moeilijk zijn bij het gebruik van een AF-punt op de rand.
z
Selecteer in dat geval een AF-punt dat dichter bij het midden ligt.
Opmerkingen bij AF
AF-bediening
Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld
z
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Tijdens en na de AF-bediening kan de helderheid van het beeld
z
veranderen.
Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan
z
het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de continue
opnamesnelheid langzamer zijn.
Als de lichtbron tijdens de weergave van het Live View-beeld verandert,
z
kan het beeldscherm flikkeren en kan er mogelijk moeilijk worden
scherpgesteld. Als dit gebeurt, sluit u Live View-opnamen af en stelt
u eerst automatisch scherp bij de huidige lichtbron waaronder u de
opname maakt.
Als het nog steeds niet mogelijk is om automatisch scherp te stellen, zet
z
u de scherpstelmodusknop op de lens op <MF> en stelt u handmatig scherp
(= 212).
Als u opnamen maakt terwijl het onderwerp zich aan de randen bevindt en
z
het iets onscherp is, maakt u een nieuwe compositie waarbij het onderwerp
(en AF-punt) meer in het midden van het scherm staan, stelt u opnieuw
scherp en maakt u de opname.
Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld. Maar als een Speedlite uit de
z
EX-serie wordt gebruikt die is uitgerust met een ledlamp, zal de ledlamp
waar nodig worden ingeschakeld als AF-hulplicht.
Bij bepaalde lenzen kan het langer duren om scherp te stellen met
z
automatische scherpstelling of wordt nauwkeurige scherpstelling mogelijk
niet bereikt.
4
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om de
z
opname te maken (= 181).
201
Advertenties
