De bediening voor automatische
scherpstelling wijzigen
U kunt de AF-bediening (automatische scherpstelling) selecteren die bij de
opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de basismodi wordt
de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de respectieve
opnamemodus.
Kan alleen worden ingesteld voor Live View-opnamen (niet voor movie-opnamen).
z
Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje. In dit geval kan
z
er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen. Of zie
"Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld" (= 202).
1
Druk op de knop <Q>.
Het scherm Snel instellen wordt
B
weergegeven.
2
Selecteer [X].
Druk op de pijltjestoetsen <W> <X>
z
om links op het scherm [X]
(AF-bediening) te selecteren.
3
Selecteer de AF-bediening.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z>
z
om de gewenste AF-bediening te
selecteren en druk vervolgens op <0>.
X: 1-beeld AF
K: Servo AF
4
Stel scherp op het onderwerp.
Richt het AF-punt op het onderwerp en
z
druk de ontspanknop half in. De camera
stelt vervolgens automatisch scherp in
de geselecteerde AF-bediening.
195
N