Correctie van lensafwijkingen door
optische eigenschappen
Vignettering, beeldvervorming en andere problemen kunnen worden
veroorzaakt door de optische eigenschappen van een lens. De camera kan
deze fenomenen compenseren door [Lensafwijkingscorrectie] te gebruiken.
1
Selecteer [Lensafwijkingscorrectie].
Selecteer op het tabblad [z] de optie
z
[Lensafwijkingscorrectie] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer een item.
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
z
<X> om het item te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
3
Selecteer [Inschakelen].
Bevestig dat de naam van
z
de bevestigde lens en (met
uitzondering van diffractiecorrectie)
[Correctiegegevens beschikbaar]
worden weergegeven.
Als [Correctiegeg. niet beschikbaar]
z
of [ ] wordt weergegeven, raadpleegt
u "Digitale lensoptimalisatie" (= 143).
4
Maak de opname.
Voor het vastgelegde beeld is de
z
lensafwijking gecorrigeerd.
141
N