KINDERZITJE: uitgerust met het ISOFIX-SYSTEEM
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring "Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek" voor auto's die zijn uit-
gerust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd.
i-U = Geschikt voor "universele" i-Size-bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
(1) Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(2) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Zet de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren om een kinderzitje
achterstevoren te installeren, en zet daarna de stoel ervoor zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(3) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. Raadpleeg de informatie over de "Hoofdsteunen achter" in deel 3. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar
voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind te voorkomen.
(5) Voor kinderzitjes met verhoger (maat ISOFIX B2) schuift u de autostoel één klik naar voren vanuit de achterste stand.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
– A, B en B1 [F3, F2, F2X]: voor vooruitgerichte zitjes van groep 1 (9 tot 18 kg);
– C en D [R3, R2]: naar achteren gerichte zitjes of kuipzitjes in groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
– E [R1]: naar achteren gerichte zitjes in groep 0 (minder dan 10 kg) of 0+ (minder dan 13 kg);
– F en G [L1, L2]: voor reiswiegjes van groep 0 (minder dan 10 kg);
– [B2]: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
(4) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: controleer voordat u een achterstevoren geplaatst kinderzitje instal-
leert op de plaats van de passagier voorin, of de airbag wel is uitgeschakeld (zie "Kinderveiligheid: uitschakelen/inschakelen van de
passagiersairbag voorin" in hoofdstuk 1).
(5/6)
1.61