RUITENWISSER, RUITENSPROEIER ACHTER
1
2
3
Y
Achterruitwisser
Draai met contact aan de ring 3
van de schakelaar 1 tot het merkteken 2 te-
genover het symbool staat.
– stoppen;
– wissen met intervallen.
De ruitenwisserbladen vegen met tus-
senpozen van enkele seconden. De
frequentie van het wissen varieert
naargelang de rijsnelheid van de auto;
– langzaam continu wissen.
(1/2)
Om de werking te stoppen, draait u de ring 3
weer in de stand UIT.
Opm.: als u de auto door een wasstraat rijdt,
moet u de ring 3 van de schakelaar 1 in rust-
stand zetten om het automatisch wissen uit
te schakelen.
Houd u aan de gebruiksvoorschriften.
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep te openen of te sluiten.
Voordat u iets aan de achter-
ruit doet (wassen van de auto,
ontdooien, reinigen enz.) moet
u de schakelaar 1 in ruststand
zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
– houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
– gebruik ze niet op een droge ruit;
– maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra ze de ruit
niet goed schoonvegen: ongeveer elk
jaar (lees de paragraaf "ruitenwisserbla-
den: vervangen" in hoofdstuk 5).
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
– Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
– zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
1.111