INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING
||
Koplamphoogteregeling
Door de belading van de auto wordt de hoogte
van de koplampen gewijzigd, zodat u tegemoet-
komend verkeer mogelijk verblindt. U kunt dat
voorkomen door de koplamphoogte bij te stellen.
Stel de koplampen lager af als de auto zwaar
beladen is.
1. Laat de motor draaien of zet het elektrische
systeem van de auto in de contactslotstand I.
2. Draai het duimwiel omhoog of omlaag om de
koplampen hoger of lager af te stellen.
Duimwielstanden bij uiteenlopende belading.
Alleen bestuurder
Bestuurder en voorpassagier
Inzittenden op alle zitplaatsen
96
Inzittenden op alle zitplaatsen en maximale
belading in bagageruimte
Bestuurder plus maximale belading in baga-
geruimte
Gerelateerde informatie
•
parkeerlichten (p. 96)
•
Dagrijlicht (p. 97)
•
Groot licht/dimlicht (p. 98)
parkeerlichten
U schakelt de parkeerlichten in met de verlich-
tingsdraaiknop.
Verlichtingsdraaiknop in stand voor parkeerlichten.
Zet de draaiknop in de stand
tekenverlichting wordt ingeschakeld).
Als het elektrische systeem van de auto in con-
tactslotstand II staat of als de motor draait,
brandt het dagrijlicht in plaats van de parkeerlich-
ten voor.
Als het buiten donker is en de achterklep wordt
geopend, gaan de parkeerlichten achter branden
om achteropkomend verkeer te waarschuwen. Dit
gebeurt altijd, ongeacht de stand van de draai-
knop of de contactslotstand van het elektrische
systeem van de auto.
Gerelateerde informatie
•
Bedieningspaneel verlichting (p. 94)
(ook de ken-