Actieve parkeerhulp (PAP)* -
werking
N.B.
Denk eraan dat het stuurwiel in bepaalde
standen de aanwijzingen op het instrumen-
tenpaneel kan verbergen als het tijdens de
parkeermanoeuvre wordt verdraaid.
1 – Zoeken en meten
N.B.
PAP meet de ruimte en stuurt de auto – aan
u de taak om:
•
goed op de omgeving rond de auto te let-
ten
•
de instructies op het instrumentenpaneel
op te volgen
•
te schakelen (achteruit/vooruit)
•
de snelheid te regelen en daarbij een vei-
lige snelheid aan te houden
•
te remmen en de auto tot stilstand te
brengen.
N.B.
De afstand tussen de auto en parkeervakken
moet 0,5–1,5 meter bedragen, wanneer PAP
de omgeving aftast op zoek naar een pas-
sende parkeerplek.
Het PAP-systeem zoekt een parkeervak en meet
of dit vak groot genoeg is. Ga als volgt te werk:
1. Activeer PAP met een druk
op deze knop en rijd niet snel-
ler dan 30 km/h (20 mph).
BESTUURDERSONDERSTEUNING
2. Let op het instrumentenpaneel en stop de
auto als dit met grafische voorstellingen en
teksten van u verlangd wordt.
3. Stop de auto als hierom met grafische voor-
stellingen en meldingen wordt verzocht.
N.B.
PAP zoekt een geschikte ruimte om te parke-
ren, geeft instructies en parkeert de auto aan
de passagierskant in. Desgewenst kunt u de
auto ook aan de bestuurderszijde van de
straat parkeren:
•
Schakel de richtingaanwijzers aan
bestuurderszijde in, waarna het systeem
een geschikte parkeerplek aan deze kant
van de straat zoekt.
2 – Achteruit inparkeren
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
}}
281