Wissers en sproeiers
De ruitenwissers en -sproeiers reinigen de voor-
ruit en achterruit. De koplampen worden met
hogedruksproeiers gereinigd.
23
Ruitenwissers
Ruitenwissers en -sproeiers.
Regensensor, aan/uit
Duimwiel, gevoeligheid regensensor/snel-
heid ruitenwissers
Ruitenwissers uitgeschakeld
Haal de hendel naar stand 0 om de
ruitenwissers uit te schakelen.
Enkele slag
Haal de hendel omhoog en laat deze
los om de wissers een enkele slag te
laten maken.
Voor het vervangen van wisserbladen en de servicestand van de wisserbladen, zie Wisserbladen (p. 385). Voor het bijvullen van sproeiervloeistof, zie Sproeiervloeistof - bijvullen (p. 387).
23
Intervalstand
Met het duimwiel kunt u het aantal wis-
slagen per eenheid van tijd instellen,
wanneer u de intervalstand hebt gese-
lecteerd.
Ononderbroken wissen
De wissers bewegen op normale snel-
heid.
De wissers bewegen op hoge snelheid.
BELANGRIJK
Controleer voordat u de wissers activeert of
de wisserbladen niet zijn vastgevroren en of
eventuele sneeuw- en ijsresten op voor- en
achterruit zijn verwijderd.
BELANGRIJK
Voordat u de wissers in de winter activeert,
moet u controleren of de wisserbladen niet
zijn vastgevroren en of evt. sneeuw of ijs op
de voorruit (en achterruit) is weggehaald.
BELANGRIJK
Gebruik voldoende sproeiervloeistof als de
wissers de voorruit schoonmaken. De voorruit
moet nat zijn als de ruitenwissers werken.
INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING
Servicestand wisserbladen
Voor het reinigen van voorruit/wisserbladen en
het vervangen van wisserbladen, zie Wasstraat
(p. 408) en Wisserbladen (p. 385).
Regensensor*
De regensensor registreert de hoeveelheid regen
op de voorruit en schakelt automatisch de ruiten-
wissers op de voorruit in. De gevoeligheid van de
regensensor is in te stellen met het duimwiel.
Wanneer de regensensor actief is, brandt het
lampje in de bijbehorende knop en verschijnt het
regensensorsymbool
op het instrumenten-
paneel.
Activeren en gevoeligheid instellen
Om de regensensor te activeren moet de motor
draaien of de transpondersleutel in stand I of II
staan en de ruitenwisserhendel in stand 0 of die
voor een enkele wisslag.
Activeer de regensensor door op de regensen-
sorknop
te drukken. De ruitenwissers
maken een slag.
Als u de hendel omhooghaalt, maken de ruiten-
wissers een extra slag.
Draai het duimwiel omhoog voor een grotere
gevoeligheid en omlaag voor een lagere gevoe-
ligheid. (De wissers maken een extra slag, wan-
neer u het duimwiel omhoogdraait.)
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
}}
107