INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING
Richtingaanwijzer
De richtingaanwijzers van de auto zijn te bedie-
nen met de linker stuurhendel. De richtingaanwij-
zers knipperen driemaal of blijven knipperen,
afhankelijk van hoe ver u de hendel omhoog of
omlaag beweegt.
Richtingaanwijzer.
Korte serie knippersignalen
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag naar
de eerste stand en laat de hendel vervolgens
los. De richtingaanwijzers lichten driemaal op.
U kunt het systeem activeren/deactiveren in
het menusysteem MY CAR, zie MY CAR
(p. 121).
Onafgebroken serie knippersignalen
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag naar
de eindstand.
104
De hendel blijft in deze stand staan en kan hand-
matig in de uitgangspositie teruggezet worden of
veert automatisch terug bij het terugdraaien van
het stuurwiel.
Richtingaanwijzersymbolen
Voor de richtingaanwijzersymbolen, zie Instru-
mentenpaneel - betekenis controlelampjes
(p. 75).
Gerelateerde informatie
•
Alarmlichten (p. 103)
Interieurverlichting
De interieurverlichting is te activeren/deactiveren
met de knoppen van de bedieningspanelen aan
het plafond voor- en achterin.
Knoppen op plafondconsole voor bediening leeslampjes
en interieurverlichting voorin.
Leeslampje linkerzijde
Leeslampje rechterzijde
Interieurverlichting
Alle verlichting in het interieur kan handmatig in-
en uitgeschakeld worden binnen 30 minuten
nadat:
•
de motor is afgezet en het elektrische sys-
teem van de auto in 0 staat
•
de auto ontgrendeld is zonder dat de motor
is gestart.